Sparend Nederland a Kanttekeningen bij de cijfers Het balanstotaal, dat, met uitzondering van de maand april, in 1961 maandelijks een stijging vertoonde, heeft per 31 december 1961 een be drag van 3.500 miljoen overschreden. In af wijking van de normale ontwikkeling waarbij door de groei van de creditgelden, het balans totaal toenam werd de stijging hiervan, in de maand december veroorzaakt door de rente ontvangsten op de voorschotten en leningen, waardoor aan de creditzijde van de balans de post „diverse rekeningen" met 37,2 miljoen toenam. Evenals in de overeenkomstige maand van 1960 vertoonden de creditsaldi in lopende rekening een belangrijke vermindering, die zich voordeed bij de banken in de weidestreken en tuinbouwgebieden. De post voorschotten, waarop in december een bedrag van 47,7 miljoen werd afgelost, verminderde slechts met ƒ7,2 miljoen, daar het verstrekte bedrag een recordhoogte bereikte met 40,5 miljoen. Door uitloting van effecten en aflossingen op leningen daalden de overige uitzettingen met 5,9 miljoen. De aanwas van de spaargelden bij de tradi tionele spaarinstellingen was belangrijk lager dan in december 1960. Alleen bij de bij Utrecht aangesloten banken overtrof het spaarover schot in december dat van dezelfde maand in 1960. De spaargelden bij de handelsbanken namen in december toe met 1,5 miljoen tot 1.189,0 miljoen. Het spaaroverschot bij de handels banken bedroeg in 1961 301,2 miljoen, terwijl dit in 1960 417,0 miljoen was. Blijkens de voorlopige cijfers zijn in januari 1961 de spaargelden bij de bij Utrecht en Eind hoven aangesloten banken toegenomen met respectievelijk 38,3 miljoen en 27,7 miljoen en bij de Rijkspostspaarbank met 29,8 miljoen. 57 Mutaties november Mutaties december jan. Mutaties t/m december Saldo tegoed Tegoed in °/e van het c c V ho C c c V ho s V bJD totaal fan Terug betali Spaar verscl Inlagi Terug betali] Spaar versch ho 25 "5 Terug betalii Spaar versch 1/1 31/12 1/1 31/12 1961 Bib. Utrecht 134,7 95,2 39,5 126,1 114,8 U,3 1401,0 1119,9 +281,1 2658,9 2940,0 27,4 27,6 Bib. Eindh. 73,2 59,3 13,9 90,7 77,5 13,2 919,6 721,0 198,6 1551,6 1750,2 16,0 16,5 R.P.S. 68,9 66,2 2,7 73,2 62,2 11,0 953,9 785,9 168,0 2646,4 2814,4 27,3 26,5 Alg. Spaarb. 147,7 127,5 20,2 136,0 134,2 1,8 1820,0 1532,4 +287,6 2841,4 3129,0 29,3 29,4 424,5 348,2 76,3 426,0 388,7 37,3 5094,5 4159,2 +935,3 9698,3 10633,6 100,0 100,0 1960 Bib. Utrecht 118,1 84,2 33,9 115,2 105,5 9,7 1216,3 1001,5 +214,8 2372,0 2586,8 27,6 27,4 Bib. Eindh. 62,1 47,5 14,6 81,8 65,4 16,4 769,0 620,2 148,8 1359,4 1508,2 15,8 16,0 R.P.S. 69,0 60,8 8,2 81,7 62,4 19,3 921,2 716,5 +204,7 2369,9 2574,6 27,5 27,3 Alg. Spaarb. 133,3 112,3 21,0 127,9 122,4 5,5 1604,8 1349,1 +255,7 2505,4 2761,1 29,1 29,3 382,5 304,8 77,7 406,6 355,7 50,9 4511,3 3687,3 +824,0 8606,7 9430,7 100,0 100,0

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 19