Monetair gunstig effect Ideaal zou het zijn indien met dergelijke uitgiften zou worden voortgegaan, en b.v. tegen 1 oktober a.s. een bedrag in de orde van grootte van een miljard gulden aan schat kistpapier aflosbaar zou worden. Dit is echter gemakkelijker gezegd dan uitgevoerd omdat het bankwezen er op zakelijke gronden be grijpelijker wijze steeds naar zal streven, een zo hoog mogelijke rente te maken. Krediet verlening aan het bedrijfsleven is veel voor deliger dan aan het Rijk en zelfs indien de belastingbetalingen t.z.t. een beroep op de circulatiebank noodzakelijk zouden maken, wat dus geld kost, zal de kredietverlening aan het bedrijfsleven voordeliger blijven. Aan de andere kant spreekt het vanzelf, dat er toch op tamelijk grote schaal van de geboden gelegenheid gebruik wordt gemaakt, in de eerste plaats met het oog op de liquidi teit, in de tweede plaats wegens de beperkin gen waaraan de uitzetting van de krediet verlening, zowel op economische gronden als wegens de daarvoor geldende bepalingen van de Nederlandsche Bank, onderworpen is. Voorzover het bedrijfsleven zelf liquiditeiten, bestemd voor toekomstige belastingbetalin gen, in schatkistpapier belegt, wordt uiter aard het nagestreefde doel op de meest recht streekse wijze bereikt. Uit monetair oogpunt heeft men hier dus in elk geval met een prachtige oplossing te doen, omdat gelden die uiteindelijk bestemd zijn tot betaling aan het Rijk reeds zeer tijdig, om niet te spreken van voortijdig, aan de circulatie worden onttrokken. Zij kunnen dus is geen enkel opzicht meer stimulerend wer ken op de economie,voorzovermen ten minste mag veronderstellen dat het Rijk bij de be steding van de beschikbare middelen van zijn kant eveneens steeds in het oog houdt dat het hier om gelden gaat, die in de plaats treden van toekomstige belastingmiddelen. Het ge vaar van een voorschot is altijd, dat het ook eerder wordt uitgegeven. Aan de andere kant zou men daar op zichzelf uit budgetair oogpunt echter eigenlijk weinig tegen in het midden kunnen brengen omdat de in het najaar te voldoene belastingbetalingen toch in hoofdzaak betreffen voorlopige aanslagen uit hoofde van de vennootschapsbelasting van het lopende jaar. De tijdspanne tussen heffing en besteding krimpt dus in. Mutaties in uitstaand schatkistpapier Wat nu het resultaat van de bovenbe doelde tender aangaat dient te worden vast gelegd, dat 166 miljoen per 1 oktober vervallend papier is toegewezen tegen een disconto van slechts 1 °/o en slechts 24,3 miljoen aan 1 junipapier tegen een disconto van slechts °/o. Hoog kunnen deze tarieven stellig niet worden genoemd. Intussen blijkt uit de opgaven van het Rijk betreffende de stand van het schatkistpapier, dat de omvang daarvan is teruggelopen van 3.428 miljoen per 27 december 1961 (vol gens de laatste opgave van het afgelopen jaar) tot nagenoeg 3.300 miljoen per 29 januari 1962. Die daling had voor 54 miljoen betrekking op schatkistbiljetten, waarvoor derhalve vervanging door papier met zolang mogelijke looptijd voor de hand lag. Ingaande 31 januari is dan ook boven dien nog de tijdelijk gestaakte afgifte van twee-, drie- en vijfjaarsbiljetten hervat tegen verlaagde prijzen van resp. 1% °/o (was l3/4 voor tweejaarspapier en onveran derde rentetarieven van 2V& en 23/4 voor resp. drie- en vijfjaarspapier. Op de zogeheten geldmarkt is parallel met de geschetste ontwikkeling het tarief voor daggeld, dat geldt voor van dag tot dag op zegbare leningen, die de banken elkaar onderling verstrekken, van IV2 tot slechts 3/i °/o verlaagd, hetgeen evenzeer kenmerkend is voor de belangrijke ruiming van de bank- liquiditeiten. De Ieningmarkt Richten wij ten slotte het oog op de lening- markt, dan kunnen wij geheel in overeen stemming met de algemene geldruimte vast stellen, dat de koersen der Staatsleningen 53

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 15