Financieel overzicht
Stuivertje wisselen
De maand januari heeft geheel in het
teken gestaan van een verruiming der liqui-
teiten van het bankwezen, waartegenover
het tegoed van het Rijk bij de centrale bank
sterk is ingekrompen. Aangezien de verande
ringen, die in de deviezenreserves van de
Nederlandsche Bank in de afgelopen maand
zijn opgetreden, slechts van beperkte omvang
waren er is slechts een netto-aanwas ge
weest van rond 60 miljoen zal het
duidelijk zijn, dat Rijk en banken stuivertje
wisselen hebben gespeeld.
Zo beschikte de schatkist op 29 januari nog
slechts over een tegoed van 518 miljoen
tegen nagenoeg 780 miljoen op 2 januari
1962 en een hoogterecord van 1.280 mil
joen op 9 oktober 1961. De banken beschikten
op 2 januari jl. slechts over een gezamenlijk
tegoed van 394 miljoen doch zagen dit in
de loop van januari stijgen tot 857 miljoen.
Laatstgenoemde verbetering is aan ver
schillende factoren te danken. In de eerste
plaats dient er op te worden gewezen, dat
geleidelijk een ontspanning is gevolgd na de
verkrapping, die omstreeks de jaarwisseling
traditioneel was ingetreden. De sterk
gezwollen bankbiljettencirculatie kromp snel
in, waardoor in totaal 310 miljoen naar de
bankkassen is gevloeid.
Wat het Rijk aangaat, lag het zwaartepunt
op de kwartaaluitkering aan de gemeenten
op 25 januari, waarmee naar raming 370
miljoen gemoeid is geweest.
Verplichte kasdekking verhoogd
De leiding van de Nederlandsche Bank
heeft van deze verruiming onmiddellijk ge
bruik gemaakt om het in het najaar tijdelijk
van 8 tot 6 °/o verlaagde kaspercentage weer
van 6 op 8 te brengen met ingang van de
periode, die op 22 januari is aangevangen.
De verplichte dekking van het bankwezen,
die bij de Nederlandsche Bank moet worden
aangehouden, werd dientengevolge weer ver
hoogd tot ongeveer 350 miljoen.
Op zichzelf bleef het tegoed van het Rijk
met een totaal van 518 miljoen nog alles
zins ruim. Toch heeft de minister van Finan
ciën er geen gras over laten groeien en werd
nog voor het einde van de maand een in
schrijving op schatkistpromessen gehouden,
waarvoor de storting op 1 februari moest ge
schieden. Wel kan men daarbij in aanmer
king nemen, dat op 1 februari ook nog een
bedrag van ca. 100 miljoen aan schatkist
papier is vervallen, waarvoor dus het Rijk
geld op tafel moest leggen.
„Belasting-papier" van het Rijk
De schatkistoperatie was echter in de eerste
plaats op een bepaald doel gericht, nl. zoveel
mogelijk tegemoet te komen aan de wensen,
die van de zijde van het bankwezen jegens de
minister van Financiën waren geuit. Op de
geldmarkt zijn immers, zoals men zich her
innert, in de maanden oktober/november van
1961 grote spanningen aan de dag getreden
als gevolg van de zware belastingbetalingen
die toen, met name voor voldoening van de
vennootschapsbelasting, moesten worden ver
richt. De Nederlandsche Bank heeft toen
herhaaldelijk de helpende hand moet reiken
in de vorm van bijzondere financierings-
resp. disconteringsfaciliteiten. Het is om een
herhaling van een dergelijke verstoring van
het evenwicht op de geldmarkt voor het ver
volg te voorkomen, dat nu speciaal is over
gegaan tot de uitgifte van schatkistpromessen
met een looptijd van acht maanden, die der
halve op 1 oktober a.s. vervallen. Daarnaast
zijn ook viermaandspromessen, aflosbaar dus
per 1 juni a.s., uitgegeven.
Het zal duidelijk zijn dat, des te meer
middelen van het bankwezen belegd zijn in
schatkistpromessen die vervallen in de
zwaarste periode van belastingbetaling, des
te geringer spanningen dan zullen optreden.
Want doordat het einde van de looptijd van
dat papier dan samenvalt met het voldoen
van de belastingbetalingen wordt bereikt,
dat tot de omvang van het desbetreffende in
de promessen vastgelegde bedrag, de operatie
volkomen geruisloos zal kunnen verlopen.
52