door de eigenaar ontvangen schadeloosstel ling, zelfs al is de hypothecaire schuld nog niet opeisbaar. 3. Onderbedeling. Van onderbedeling spreekt men, wanneer de eigenaar een lagere waarde in kavels krijgt toebedeeld dan waarop hij in het alge meen recht zou hebben. Dan daalt ook de waarde van de hypotheek. Te onderscheiden zijn twee gevallen: a. onderbedeling met 5 of minder. Zodanige onderbedeling kan ook zonder de voorafgaande goedkeuring van eigenaar en hypotheekhouder plaatsvinden. De eigenaar krijgt het te weinig toebedeelde in geld ver goed, doch de hypotheekhouder kan op dat geld geen rechten doen gelden. Voor een eerste hypotheek zal een dergelijke onder bedeling wel geen ernstig bezwaar zijn. Bij tweede of lagere hypotheken kan dat echter wél het geval zijn. Banken, die tweede of lagere hypotheek hebben, doen daarom goed zich met het oog op een mogelijke onder bedeling van het plan van toedeling (waar uit zulks blijkt) te vergewissen en eventueel op grond van onderbedeling bezwaar te maken tegen het plan bij de plaatselijke commissie. Al is de voorafgaande toestem ming van de hypotheekhouder voor de onderbedeling niet vereist, toch heeft deze, naar men op grond van de bepalingen van de ruilverkavelingswet mag aannemen, de bevoegdheid tegen de onderbedeling op te komen. b. onderbedeling met meer dan 5 Hiervoor is de voorafgaande toestemming van de eigenaar en hypotheekhouder vereist. De hypotheekhouder kan dan b.v. zijn toe stemming slechts verlenen onder voorwaarde dat het door de eigenaar terzake van de onderbedeling te ontvangen geld zal worden gebruikt ter aflossing van de hypothecaire schuld. 4. Rnïlverkavelingsrente. De kosten van de ruilverkaveling zijn te splitsen in algemene en bijzondere ruilver- kavelingskosten. De eerste zijn de kosten voor werken, die alle eigenaren ten goede komen, de tweede de kosten voor werken, waar slechts één eigenaar voordeel van heeft, b.v. nieuw bouw van een boerderij of kassen, verbetering van bepaalde gronden. De algemene kosten worden ten dele door het Rijk betaald en voor het overige ten laste van de eigenaar gebracht. De bijzondere kosten worden ge heel ten laste van de betrokken eigenaar gebracht. Hetgeen de eigenaren moeten op brengen, zowel aan algemene als aan bijzon dere ruilverkavelingskosten, wordt door het Rijk voorgeschoten. Dit voorschot moet in 30 jaar worden terugbetaald. Onder de naam van ruilverkavelingsrente rust op de in een ruilverkavelingsblok gelegen gronden, na de totstandkoming van de ruilverkaveling, de last tot jaarlijkse terugbetaling van een even redig deel van het rijksvoorschot met rente. Deze last rust dus niet op de eigenaar per soonlijk, maar op hem als eigenaar van de desbetreffende gronden. Verkoopt de eigenaar zijn perceel, dan moet de nieuwe verkrijger de ruilverkavelingsrente opbrengen. Omdat de ruilverkavelingsrente derhalve een zake lijke last is, drukt zij de verkoopwaarde van het goed en daarmee de waarde van de hypotheek. Daar staat natuurlijk de waarde vermeerdering van het goed door de ruilver- kavelingswerken tegenover, maar vooral als er bijzondere ruilverkavelingskosten in het spel zijn, kan het voorkomen, dat de hypo thecaire zekerheid in gevaar komt. Hiertegen is weinig te doen. Men kan bezwaar maken tegen de lijst van geldelijke regelingen, die ter inzage wordt gelegd, en waarin onder meer de hoogte van de ruilverkavelingsrente is opgenomen, doch dit zal niet veel baten, aangezien de ruilver kavelingskosten dan reeds een voldongen feit zijn. De Cultuurtechnische Dienst heeft zich evenwel bereid verklaard tot overleg en medewerking in dit soort situaties; wij wil len onze banken daarom adviseren om, wan neer hun hypotheken door een hoge ruilver kavelingsrente een onderwaarde dreigen te 27

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 29