De Raiffeisenorganisatie in 1961 Hoewel alle gegevens bij het schrijven van dit artikel nog niet binnen waren, kan toch reeds een indruk gegeven worden van de gang van zaken bij de aangesloten banken in het afgelopen jaar. Het voorlopige overzicht, dat in dit artikel geboden wordt, noemt niet alle onderwerpen, die in 1961 voor de raiffeisenbanken/boeren- leenbanken van belang geweest zijn, maar beperkt zich tot enkele belangrijke aspecten van het bedrijf en de werkzaamheden van onze organisatie in het achterliggende jaar. Algemene indruk Wij menen te mogen zeggen, dat 1961 zich gekenmerkt heeft door een grote activiteit in onze organisatie. Dit geldt niet alleen voor de plaatselijke banken, maar evenzeer voor de Centrale Bank. Op vrijwel alle terreinen, waarop onze banken zich bewegen, konden wij een energieke werkzaamheid ontwaren, die blijk geeft van de gezonde toestand, waarin zich onze organisatie bevindt. Het sparen werd met kracht bevorderd, de moge lijkheden van kredietverlening speciaal de kredietverlening aan boeren en tuinders zijn verbeterd en uitgebreid, de werkwijze, huisvesting en inrichting van vele banken werden gemoderniseerd, nieuwe mogelijk heden tot opvoering van de serviceverlening werden aangegrepen. Kortom, de banken hebben er blijk van gegeven, dat zij de coöpe ratieve kredietorganisatie willen aanpassen aan de eisen, die de zestiger jaren van deze eeuw stellen. Toegegeven zij, dat de algemene econo mische omstandigheden van het afgelopen jaar deze aanpassing hebben bevorderd. Calamiteiten deden zich niet voor. Ondanks de schaduwzijden, die zich in de vorm van arbeidsschaarste en het vooruitzicht van kredietbeperkende maatregelen aftekenden, mochten wij ons algemeen gesproken onver anderd verheugen in de zich voortzettende hoogconjunctuur. Noch de revaluatie van de gulden, noch ook de spanningen, die zich in de internationale politiek openbaarden, heb ben in 1961 het gunstige beeld van onze nationale economie kunnen verstoren. Toch is de weg voor onze banken niet op alle terreinen gemakkelijk geweest. Soms lagen de omstandigheden minder gunstig dan wij vroeger gewend waren. Wij denken hier bijvoorbeeld aan de toegenomen concurrentie op spaargebied en de onrust die uit de in voering van bepaalde nieuwe spaarvormen voortvloeide. Ook in 1961 heeft dit veel van onze aandacht opgeëist. Daarnaast moet ge noemd worden de stijging van het kostenpeil. Onze banken hebben zich dikwijls veel moeite moeten geven om de gewenste renta biliteit van hun bedrijf te bewaren. Ten slotte stelde ook de moeilijkheid geschikt per soneel aan te trekken, de banken vaak voor problemen. Toevertrouwde middelen De ontwikkeling van de aanwas van de spaargelden is in 1961 zeer bevredigend ge weest. Het stemt ons tot voldoening, dat onze organisatie zich te midden van de recente ontwikkelingen op spaargebied stevig heeft kunnen handhaven. Wij hebben er ons steeds van onthouden de concurrentie rond het sparen aan te moedigen, maar zijn deze con currentie ook niet uit de weg gegaan. Wij hopen, dat de verhoudingen op dit terrein zich allengs zullen stabiliseren, zodat de zo noodzakelijke rust, wat de spaarrente betreft, volledig zal terugkeren. Ontwikkeling spaargelden x 1 min. 1959 2.037,6 1960 2.372,3 196 12.658,9 1962 3.021,9 1) Het inlagenoverschot bereikte met 280,0 miljoen een ongekende hoogte, waarbij zelfs het tot nu toe bestaande record van 1959 werd overschreden. Het totaal van de bij onze 272,4 214,8 280,0 Per 1/1 (incl. rente) Voorlopige cijfers Inlagenoverschot (excl. rente) 12

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1962 | | pagina 14