KRONIEK VAN LAND- EN TUINBOUW
Perspectieven graanteelt
De nieuwe directeur-generaal van de
Landbouw, ir. Wellen, beeft in een inleiding
voor het Koninklijk Nederlands Landbouw-
Comité de moed gehad een vuurtje aan te
steken dat reeds aanstonds fel opflikkerde.
Daarvoor was het dan ook een echte stro-
brand, die vooral onder de akkerbouwers
deining veroorzaakte en ook ruime aan
dacht kreeg in de grote pers. De directeur-
generaal vroeg zich namelijk af of de graan
teelt in de toekomst nog wel zin heeft. In de
verbouw van granen in het Nederlandse
klimaat zag hij niet veel perspectief. Een
dergelijke uitspraak moest wel tumult ver
oorzaken. De echte stromannen, die zich niet
alleen toeleggen op de graanproduktie maar
vooral ook op de verbouw van stro grond
stofvoor een thans florerende kartonindustrie
kwamen dan ook direct in actie om te
trachten de brand te blussen. De voorzitter
van de Groninger Maatschappij van Land
bouw noemde de uitspraak van de heer
Wellen zelfs defaitistisch en wees op het
aanzienlijk tekort aan granen in Nederland,
op de kwaliteit van onze brouwgerst, die hoog
wordt aangeslagen, terwijl op het stro een
voor onze nationale economie belangrijke
industrie is gebaseerd. En het Groninger
Kamerlid, de heer Mellema, klom aanstonds
in de pen om te vragen of ook de minister de
graanteelt overbodig acht.
Een meer bezadigd oordeel gaven daar
toe uitgenodigd door een van de dagbladen
de voorzitters van de centrale landbouw
organisaties en van het Landbouwschap.
Weliswaar is er ook in de toekomst op de
akkerbouwbedrijven mede met het oog op
de vruchtwisseling plaats voor de graan
teelt, doch een omschakeling naar produkten
die meer vakkennis en meer geschoolde en
gespecialiseerde arbeid vragen lijkt toch
zeker wel gewenst. Bij een vrijer marktver
keer in de E.E.G. waarbij Frankrijk de
grote graanschuur kan worden zijn er voor
de Nederlandse akkerbouwer ruime mogelijk
heden voor een specialisatie op de teelt van
kwaliteitsprodukten, zoals consumptie- en
pootaardappelen, graszaden, vlas, suiker
bieten en in de graansector vooral brouwgerst
en zaaizaden. Voorts zal ook de verschuiving
naar grove tuinbouwprodukten en fruitteelt
nog verder doorgang kunnen vinden.
Ook de heer Mansholt, ontwerper van het
E.E.G.-landbouwbeleid, heeft op de uitlating
van onze directeur-generaal gereageerd, door
er op te wijzen dat er in de toekomst in
Europa veel graan nodig blijft en Nederland
lang niet de duurste graanproducent is. Men
kan zelfs constateren, dat het E.E.G.-beleid,
dat thans in discussie is, in de eerste plaats
aan de Europese boeren een behoorlijk in
komen wil garanderen middels hoge graan
prijzen. Dit zal er derhalve op neerkomen,
dat de steeds belangrijker wordende sector
van de dierlijke veredeling de rekening moet
betalen en met hoge voederkosten wordt ge
confronteerd. Juist dit punt vormt een be
langrijke overweging bij de gesprekken rond
het toekomstige beleid en daarom is het zeker
van betekenis hetgeen de bedoeling was
van ir. Wellen dat de akkerbouw zich
discussie omtrent vooruitzichten van de graanteelt;
noodzaak ter bezinning op ander bedrijfsplan;
varkenshouderij in moeilijkheden ten gevolge van uitbreiding van de produktie, welke in
Nederland leidt tot groter aanbod en in buitenland tot minder vraag;
Nederland consumeert weinig vlees, exporteert veel vleeswaren;
goede bedrijfsboekhouding verdiept bedrijfseconomisch inzicht;
aanpassing aan gewijzigde omstandigheden stelt zware eisen aan ondernemingen, vak
manschap, investeringen.
462