MAN EN PAARD Na de „vettte" maanden die we dit jaar voor deze rubriek gekend hebben, sluiten wij met een magerelaatste maand. Slechts twee ingezonden stukken kunnen wij deze keer aan onze lezers voorzetten. Wij hadden gehoopt, dat speciaal het in ons vorige nummer opgenomen stuk over de kredietadviseurs wel reacties op zou roepen, doch wij hebben tot onze spijt nog niets ontvangen. Wij hopen, dat wij in januari van het volgende jaar ook met „Man en paard" weer wel voorzien van start kunnen gaan. Dan zal er echter in december geschreven moeten worden! Geeft uw mening eens over de interessante kwestie, welke de heer Wind hieronder ter sprake brengt. Bestelling kasgeldmiddelen Geachte redactie, Bij het aanvragen van kasmiddelen van de Centrale Bank wordt nog altijd een orderbiljet gevraagd, dat mede-ondertekend moet worden door twee bestuurs leden. In de praktijk komt het door de grotere om zetten al meer voor, dat men niet een paar dagen van te voren bezien kan wat men aan geld in kas moet hebben. Dus moeten dan telefonisch gelden aange vraagd worden. Het bestuur tekent het orderbiljet dan achteraf. Ook gebeurt het bij sommige banken wel, dat de kassier enige door het bestuur getekende blanco order biljetten ter beschikking heeft. Gezien het bovenstaande kan men zich afvragen, waarom mede-ondertekening door het bestuur nog gewenst wordt, te meer daar de voorzitter van het bestuur van iedere geldzending bericht ontvangt. Hoogachtend, „Gruno", kassier. Naschrift van de redactie De oplossing ligt in een volmacht te verstrekken door het bestuur aan de kassier. De statuten van onze banken bepalen uitdrukkelijk, dat de kassier als ge machtigde van het bestuur kan optreden (zie art. 25 j° art. 27). Belangrijk blijft evenwel, dat de bestuurs leden met de gang van zaken op de bank op de hoogte blijven. Daarom wordt door de Centrale Bank van elke geldzending bericht gestuurd aan de voorzitter van het bestuur. Persoonlijke borgstelling? Geachte redactie, Met grote instemming nam ondergetekende kennis van een uwer artikelen in een der laatst verschenen nummers van de Raiffeisen-Bode, hetwelk handelde over de kredietmogelijkheden in de landbouw. Nu leefde ik in de verwachting, dat over deze zeer actuele zaak wel een of meer van onze vooraanstaande mensen in de landbouw hun visie of instemming zouden geven, doch ik ben daarin enigszins teleur gesteld. Graag zou ik dan ook aan bekwamere handen de pen in deze zien toevertrouwd, maar nu dit uitbleef zal ik trachten in het kort mijn mening te zeggen. Zoals we allen wel weten zijn de kredietmogelijk heden bij onze coöperatieve raiffeisenbanken vele en kunnen vele voorschotten en leningen worden ver strekt, en wel op zeer aanvaardbare voorwaarden. Maar de geldnemer moet daar altijd wat tegenover kunnen stellen en terecht, want onze besturen met directie of kassiers moeten zorgen voor het veilig stellen van het geld van de spaarders. Naast persoonlijke borgstelling van familieleden of vrienden en het geven van hypotheek, heeft in de laatste jaren ook het Borgstellingsfonds voor de Landbouw hier goed werk verricht door in bepaalde gevallen een gedeelte van het krediet te dekken. Nu worden er echter volgens uw artikel meer mogelijkheden geopend, teneinde solide ondernemers met gedegen vakkennis beter en vlugger te kunnen helpen dan tot dusver. Dit juich ik toe, want de weg om die mensen aan geld te helpen dient verbreed en korter gemaakt, d.w.z. het al enige jaren bij nood optredende Borg stellingsfonds dient door verbreding en uitbreiding een zodanige plaats in te nemen, dat de persoonlijke borgstelling niet meer nodig is. Want, zoals uw redactie waarschijnlijk wel weet, zijn er in het ver leden met de persoonlijke borgstelling grote ongeluk ken gebeurd; een jonge boer kon b.v. in de dertiger jaren zijn rente en aflossing niet voldoen. Gevolgen? Niet alleen hij, maar ook zijn beide borgen werden 490

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 36