Het is nog maar tien maanden geleden, dat door een storting het spaarsaldo bij de Coöp. Boerenleenbank „Holten" de 10 miljoen over schreed. Wellicht zal men bij die gelegenheid gedacht hebben aan de 11 miljoen, maar zeker niet dat dit bedrag reeds in november 1961 bereikt zou worden. Toch is dit gebeurd en het was de 25-jarige Jan Spenkelink, die op 2 november door een storting de 11 miljoen volmaakte. De heer Sprokkereef, voorzitter van het be stuur, bood de heer Spenkelink een etui met vulpen, vulpotlood en ballpoint aan als her innering aan dit voor de bank zo heuglijke feit. Rechts op de foto de kassier, de heer Oolbekkink. worden als een „zuivere dienstwoning". Een behoorlijke vervulling van de functies, die- het ambt van kassier of directeur met zich mee brengt, zal het in het algemeen nood zakelijk maken, dat de kassier of directeur in het bankgebouw woont. Anders is het echter als de bank aan haar kassier of een ander personeelslid een woning ter beschikking stelt, welke niet een deel van het bankgebouw uitmaakt. Aangenomen mag worden, dat de werkzaamheden, die door het betrokken personeelslid worden verricht, de bewoning van de hem door de bank ter be schikking gestelde woning niet noodzakelijk Op 26 oktober jl. kwam de heer J. B. ten Velde uit Zutphen een inleg doen op zijn spaar rekening bij de Coöperatieve Boerenleenbank Almen-Harfsen, die elke donderdagmorgen een zitting heeft in café De Uitrusting te Eefde. Het bedrag was voldoende om het totale tegoed van de spaarders bij de boerenleenbank de 5 miljoen te doen overschrijden. Dit feit was voor het bestuur aanleiding op de eerstvolgende bestuursvergadering de heer en mevrouw Ten Velde te ontvangen. De heer Boschloo, voorzitter van het bestuur, bood de heer Ten Velde rookgerei en een enve loppe met inhoud aan. De heer Ten Velde zei geheel verrast te zijn door deze onverwachte gebeurtenis en wenste het bestuur toe, dat de tien miljoen binnen niet te lange tijd overschreden zal worden. maken. Er is dan sprake van een „onzuivere dienstwoning", zodat de werknemer dus bij het einde van de dienstbetrekking een beroep op huurbescherming kan doen. Ondanks het voorafgaande moet ook bij terbeschikkingstelling van „onzuivere" dienstwoningen in de overeenkomst de be paling gemaakt worden, dat de werknemer deze woning bij het einde van de dienstbe trekking moet verlaten. Weliswaar heeft de gebruiker van de „onzuivere dienstwoning" in beginsel reclit op huurbescherming, maar of dit er toe zal leiden, dat hij, na beëindi ging van de betrekking bij de bank, in de woning mag blijven, staat daardoor nog niet vast. Met name is daarbij van belang of de betrokkene gemakkelijk een andere woning zal kunnen vinden Als het voor hem niet moeilijk zou vallen een andere woning te vinden, terwijl voor de bank de beschikking over de dienstwoning van grote betekenis is, zal hij ook de „onzuivere dienstwoning" na het beëindigen van zijn dienstbetrekking moe ten verlaten. Daartoe zal hij echter alleen ge noodzaakt kunnen worden, als in de overeen komst is bepaald, dat het recht om de aan de bank toebehorende woning te gebruiken ver valt bij het eindigen van de dienstbetrekking. Daarom is het van belang, dat in de over eenkomst, die de werknemer met de bank sluit, de bepaling gemaakt wordt, dat hij na het eindigen van de dienstbetrekking de hem door de bank ter beschikking gestelde woning zal hebben te verlaten. HOLTEN f 11 MILJOEN ALMEN-HARFSEN 486

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 32