betrekking een beroep op de huurbescherming
kon doen. Sommigen beschouwden ook in dat
geval het recht van bewoning als een zuiver
onderdeel van de arbeidsovereenkomst, zodat
de werknemer geen recht op huurbescher
ming zou hebben, wanneer deze arbeids
overeenkomst zou eindigen. Anderen meen
den daarentegen, dat bij een „onzuivere
dienstwoning" de werknemer wel recht op
huurbescherming kon doen gelden. Hun ar
gument was, dat de werknemer evengoed
een andere woning kon bewonen, zodat men
dit recht op de woning niet moest zien als
een uitvloeisel van de arbeidsovereenkomst,
maar als een zelfstandige huurovereenkomst.
Enige tijd geleden heeft de Hoge Raad
een principiële uitspraak gedaan over de
vraag, of bij een dienstwoning bij het ein
digen van de dienstbetrekking door de werk
nemer een beroep op huurbescherming kan
worden gedaan. De Hoge Raad overwoog,
dat een arbeidsovereenkomst, welke tevens
inhoudt dat de werkgever de werknemer een
woning ter beschikking zal stellen, een ge-
Op 13 oktober jl. werd door de spaarder
A. F. de Leeuw te Schoonrewoerd de 6 miljoen
aan spaargelden volgemaakt. De gelukkige in
legger ontving van de bank een inlage van
100,op zijn spaarrekening.
Op de foto van links naar rechts: de heer
J. F. de Leeuw, voorzitter van de raad van toe
zicht, de inlegger, de heer A. F. de Leeuw en
de voorzitter van het bestuur, de heer Th.
Heykoop.
mengde overeenkomst is, welke zowel ele
menten van de arbeidsovereenkomst als van
de huurovereenkomst inhoudt, zodat de be
woner recht op huurbescherming kan doen
gelden, als zijn dienstbetrekking geëindigd
is. Alleen als de werkgever de werknemer
met het oog op de aard van de door deze te
verrichten arbeid een bepaalde woning aan
wijst en het bewonen daarvan dus behoort tot
de voor de werknemer uit zijn dienstverband
voortvloeiende verplichtingen, heeft de werk
nemer geen recht op huurbescherming, om
dat de ter beschikkingstelling door de werk
gever van de woning en de aanvaarding
daarvan door de werknemer in dat geval
alleen te beschouwen is als onderdeel van de
arbeidsovereenkomst, waarbij geen elemen
ten van een huurovereenkomst aanwezig zijn.
Bij een „onzuivere dienstwoning" kan dus
wel een beroep op huurbescherming worden
gedaan, bij een „zuivere dienstwoning" niet.
De Hoge Raad kent het recht op huurbe
scherming na afloop van de dienstbetrekking
ook toe aan de werknemer, die voor het ge
bruik geen geldsom als huur betaalt. De
huurprijs behoeft niet beslist een geldsom te
zijn, maar kan ook geheel of gedeeltelijk uit
andere prestaties bestaan, bijvoorbeeld uit
de door de werknemer verrichte arbeids
prestatie.
De Hoge Raad is de hoogste rechterlijke
instantie in ons land. Hoewel de uitspraak
van de Hoge Raad voor de „lagere" rechter
lijke colleges (de kantongerechten, de arron
dissementsrechtbanken en de gerechtshoven)
niet bindend zijn, pleegt een uitspraak van
de Hoge Raad over een principiële kwestie
door de genoemde rechterlijke instanties wel
in de regel te worden gevolgd. Men kan dus
aannemen, dat de regels, die volgens de
Hoge Raad het beroep op huurbescherming
bij dienstwoningen behoren te beheersen,
ook door de andere rechterlijke instanties toe
gepast zullen worden.
Belang van dit arrest voor onze banken
Volgens het hiervoor vermelde arrest kan
naar onze mening de kassier of directeur van
een plaatselijke bank bij het eindigen van de
dienstbetrekking geen beroep op huurbe
scherming doen, als hij in het gebouw, waar
in het kantoor van de bank is gevestigd,
woont. Zijn woning zal beschouwd moeten
Een belangrijk arrest van de Hoge Raad
SCHOONREWOERD
485