ONTWIKKELING SPAARGELDEN te consolideren, want die is er niet meer). Het kastekort van het Rijk zal daarnaast ruimschoots kunnen worden gedekt met de kapitaalmarktmiddelen, die op de voorin- schrijf rekening van de schatkist door de publieke fondsen worden gestort, terwijl de Staat in 1962 volgens raming zelfs een sur plus aan kapitaalmarktmiddelen ter grootte van 150 miljoen ter beschikking zal hebben en dus helemaal niet als geldnemer zal be hoeven op te treden. Alleen afroming van kapitaal, zoals zulks eerder uit conjuncturele overwegingen is geschied, zou derhalve van de zijde der centrale overheid in aanmerking kunnen komen, voor zover buitenlandse guldensleningen niet zulk een afroming zou den tot stand brengen. In elk geval lijkt er bij zulk een overvloed weinig aanleiding om zich ten aanzien van de kapitaalvoorziening van ons bedrijfsleven voor 1962 zorgen te maken. De ontwikkeling van de spaargelden staat thans meer in de belangstelling dan vroeger. Dit is vooral een gevolg van de concurrentie strijd om deze gelden, die toegenomen is door het verschijnen van de handelsbanken op de spaargeldmarkt. zonder aandacht zal worden besteed aan het spaarbeloop bij de aangesloten banken. Het komt hierbij interessant voor de tot november ter beschikking staande spaarcijfers te ver gelijken met die in de overeenkomstige maanden van 1959 en 1960. Immers in 1959 was er nauwelijks sprake van concurrentie van de handelsbanken, zodat een tegenover- elkaar stellen van de besparingen in 1959 met die in 1960 en 1961 mede een indruk kan geven van de door de handelsbanken op het terrein van de spaargelden uitgeoefende invloed. In onderstaande tabel is hiertoe de aan was van de spaargelden bij de traditionele spaarinstellingen en de representatieve han delsbanken in de maanden januari tot en met oktober van de jaren 1959, 1960 en 1961 weergegeven. Aanwas spaargelden in de periode 1 januari tot 1 november x 1 miljoen 1959 1960 1961 Boerenleenbanken Utrecht 214,9 171,3 230,3 Boerenleenbanken Eindhoven 137,0 1 17,8 171,5 143,0 178,1 153,7 Algemene spaarbanken 223,4 229,2 263,8 Totaal traditionele spaarinstellingen 718,3 696,4 819,3 Representatieve handelsbanken 118,3 377,2 286,2 Totale aanwas 836,6 1073,6 1105,5 De handelsbanken, die eind 1959 begon nen zijn met het ontplooien van activiteit om spaargelden aan te trekken, boekten daar mede belangrijke successen. Naar aanleiding hiervan kan de vraag gesteld worden of de actie van de handelsbanken bij de traditio nele spaarinstellingen en in het bijzonder bij de aangesloten boerenleenbanken op de toe neming van de spaargelden een merkbare invloed heeft uitgeoefend. Het is om deze reden gewenst de besparingen bij de traditio nele spaarinstellingen en de representatieve handelsbanken in de eerste tien maanden van 1961 eens nader te bezien, waarbij in het bij 481

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 27