SPAREND NEDERLAND 1 -f- 2 3 2 Bib. Utrecht 110,9 84,0 26,9 120,6 95,8 KANTTEKENINGEN BIJ DE CIJFERS In de maand oktober zijn de creditgelden belangrijk toegenomen, waartoe zowel door de aanwas van de spaargelden als door de vermeerdering van de creditsaldi in lopende rekening werd bijgedragen. De uitbreiding van de kredietverlening en beleggingen in eigen kring overtrof evenwel de stijging van de creditgelden, als gevolg waarvan de liquide middelen een daling ondergingen. De sterke stijging van de kredietverlening en beleggingen in eigen kring is naast de ge bruikelijke groei van de voorschotten veroor zaakt door de forse toeneming van de debet- sakli in lopende rekening. Hiertoe droeg voornamelijk bij de gestegen behoefte aan bedrijfskrediet van aankoopverenigingen en suikerfabrieken. Blijkens het overzicht onder het hoofd „Sparend Nederland" vertoonde de ontwik keling van de spaargelden bij de aangesloten banken ook in oktober een gunstig beeld. Dit is volgens de voorlopige cijfers even eens het geval in de maand november, waarin bij de aangesloten banken een spaaroverschot voorkwam van 39,5 miljoen te vergelijken met 33,9 miljoen in november 1960. Het spaaroverschot bij de bij Eindhoven aange sloten banken bedroeg in november 1961 13,9 miljoen en bij de R.P.S. 2,9 miljoen. Mutaties september Mutaties oktober jan. Vlutaties t/m oktober Saldo tegoed Tegoed in °/o van het totaal c u c V bo e c <U tc <D tc d bo.5 2 5 u u H -o d u O, V en fcc d bc.a rV X P-1 -2 2 ie a CTj j_ (X CJ en u bo «3 "c bo-- 2 5 u t-1 -O d. V cn 1/1 31/10 1/1 31/10 1961 t 24,8 1140,2 909,9 +230,3 2658,9 2889,2 27,4 27,5 Bib. Eindh. 75,2 58,9 16,3 72,1 61,2 10,9 755,7 584,2 171,5 1551,6 1723,1 16,0 16,4 R.P.S. 73,3 63,3 10,0 75,1 68,9 6,2 811,3 657,6 153,7 2646,4 2800,1 27,3 26,6 Alg. Spaarb. 136,3 124,9 11,4 141,1 131,5 9,6 1525,5 1261,7 +263,8 2841,4 3105,2 29,3 29,5 395,7 331,1 64,6 408,9 357,4 51,5 4232,7 3413,4 +819,3 9698,3 10517,6 100,0 100,0 1960 Bib. Utrecht 93,6 76,8 16,8 102,4 84,0 18,4 983,0 811,7 171,3 2372,0 2543,3 27,6 27,3 Bib. Eindh. 61,2 48,9 12,3 59,3 48,9 10,4 625,1 507,3 117,8 1359,4 1477,2 15,8 15,9 R.P.S. 72,5 61,4 11,1 72,5 61,4 H,1 771,0 592,9 178,1 2369,9 2548,0 27,5 27,4 Alg. Spaarb. 120,9 112,3 8,6 127,6 114,1 13,5 1343,6 1114,4 +229,2 2505,4 2734,6 29,1 29,4 348,2 299,4 48,8 361,8 308,4 53,4 3722,7 3026,3 696,4 8606,7 9303,1 100,0 100,0 479

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 25