normen niet overschrijdt, zal het stellen van een renteloos depot bij de Nederlandsche Bank niet behoeven plaats te vinden. Overschrijdt evenwel het totaal van de korte kredietverlening van representatieve handelsbanken en de landbouwkredietinstel lingen de gestelde normen, dan zal die in stelling, die niet aan de normen heeft vol daan, een renteloos depot bij de Nederland sche Bank moeten aanhouden. Onze Centrale Bank met de bij haar aangesloten banken worden in dit verband als één instelling beschouwd. Het is derhalve van belang, dat zowel de Centrale Bank als ieder van de aangesloten banken haar kredietverlening nauwlettend in het oog houdt. De gezamenlijke verantwoordelijkheid van Centrale Bank en aangesloten banken op dit terrein eist van iedere bank dat deze bij haar kredietbeleid rekening houdt met de voor haar geldende grens voor de kredietver lening. Hoewel blijkens de door de Nederlandsche Bank verstrekte cijfers de totale kredietver lening per ultimo augustus 1961 nog binnen de normen blijft, is het de vraag of dit ook in de nog resterende maanden van dit jaar het geval zal zijn. De relevante kredietverlening door de Centrale Bank en de bij haar aangesloten banken in haar totaliteit bezien, was per eind september de toelaatbare grens reeds dichter genaderd. Voorzichtigheid is dus geboden. In de Raiffeisen-Bode van april 1960 hebben onze lezers een artikel kunnen aan treffen onder het opschrift „Bucolaeria". In dit artikel werd een korte reactie gegeven op een beschouwing over landbouwfinanciering, geschreven door „Bucolicus", de landbouw- medewerker van Elseviers Weekblad. De aard van de reactie laat zich, gelet op het ge kozen opschrift, niet moeilijk raden. De heer Bucolicus heeft, thans opnieuw van zich laten horen door het pleit te voeren voor een wijziging in de structuur van de land bouworganisatie en voor een ander systeem van kapitaalvoorziening. 1) Wij willen Bucolicus hier even aan het woord laten: ,,De huidige vorm van landbouworga nisatie is ongeschikt voor de behoeften van werkelijk moderne bedrijfsvoering; de mentaliteit van de bestaande vormen staat in de weg aan de ontwikkeling van leven en werken van de boer als zaken man. Bestaande formaties zijn van ver ouderde signatuur en structuur." En dan blijkt uit de woorden van de heer Bucolicus, dat de boekhouding niet deugt; dat de boerenleenbanken geen vreemd vermogen in de landbouw weten te brengen; dat de coöperatieve verwerking van de produkten te weinig rendabel en te weinig mobiel is; dat de ziekte, waaraan de huidige landbouw organisatie lijdende is, schuilt in het achter blijven van de kapitaalvorming. Een kapita listische geest behoort zich van de werkers in de landbouw meester te maken. De land bouwbedrijven moeten maar omgezet worden in naamloze vennootschappen en de boer moet plaats maken voor de directeur van een N.V. Dan kan kapitaal via de effectenbeurs worden aangetrokken en zijn alle financie ringsproblemen opgelost. Tot zover in grote lijnen de gedachtengang (een stokpaardje) van de heer Bucolicus, een gedachtengang, waarmee ieder, die de land bouw sociologisch en economisch kent, wel enige moeite heeft om die te volgen. Wij zouden in ons blad hieraan geen aan dacht geschonken hebben, wanneer de ge dachtengang niet een vraag deed rijzen, die op zichzelf interessant is, de vraag namelijk: wie garandeert aan de aandeelhouder een redelijk dividend? Maar zo zal ons tegen geworpen worden dat is niet nodig, want een grote landbouw-N.V. maakt grote winsten. Inderdaad is dat het doel van de heer Bucoli cus, maar staat hij daarin wel sterk? Kenners van de economie en de praktijk weten, dat het behalen van winst ten nauwste samenhangt met de marktpositie, die de ondernemer in neemt. De grootste winstmogelijkheid heeft de monopolist, de man, het bedrijf, die de gehele markt beheerst. Bij volledige mede dinging daarentegen is de kans op winst zeer gering en in de evenwichtstoestand zelfs ge heel uitgesloten. BUCOLAER1A II Elseviers Weekblad van 13 oktober 1961. 411

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 5