KRONIEK VAN LAND- EN TUINBOUW In de loop van de laatste jaren is het zo langzamerhand een heel gewoon verschijn sel geworden, dat in de maand november in de kringen van de landbouw en met name bij de veehouders een gevoel van ontevredenheid, ja zelfs van onbehagen, aan de dag trad. Immers, telkenjare bleek weer, dat de regering bij de vaststelling van het melkprijsbeleid de gerechtvaardigd geachte wensen van de georganiseerde landbouw niet had ingewilligd. Het „overleg" tussen de minister en het Landbouwschap leverde vrijwel nimmer het zo hegeerde resultaat, dat de met kracht van argumenten verde digde voorstellen door de regering werden overgenomen. Vooral het vorig jaar, toen een belangrijk verschil van mening bleef be staan, leidde dit tot grote ontevredenheid, tot ongerustheid en zelfs tot onrust. De vee houderij voelde zich in zijn redelijk geachte verlangens tekort gedaan, het vertrouwen was geschokt. Weliswaar trad uiteindelijk het „groene front" gevormd door de z.g. agrarische volksvertegenwoordigers nog in het krijt, waarbij harde woorden vielen, doch ook dit leverde, naar het oordeel van de landbouw onvoldoende resultaat. Hoewel de minister bereid bleek de prijs en het kwantum iets te verhogen, deed het politieke geharrewar met de melkprijs de landbouw als zodanig be paald geen goed. Ook in het verleden was trouwens de Kamer er meermalen aan te pas gekomen. De debatten in de Tweede Kamer bij de behandeling van de land bouwbegroting concentreerden zich steeds op het garantiebeleid. De dreigende en in gediende moties hadden vooral betrekking op de melkprijsgarantie, waarvoor de rege ring ettelijke miljoenen beschikbaar moest stellen. In de ogen van het publiek werd de landbouw dan ook als de eeuwig ontevre dene aangemerkt, waardoor het gevaar ont stond, dat de agrarische bevolkingsgroep niet meer au sérieux zou worden genomen, ook al werden deugdelijke argumenten aan gevoerd. Zowel voor de regring als voor de landbouw is deze situatie bepaald onbevre digend. De voorzitter van het Landbouw schap constateerde dan ook, dat de concre tisering van het landbouwbeleid in een ern stige impasse was geraakt. Tot nu toe kon trouwens van overleg in de strikte zin van het woord, van onder handelen tussen regering en georganiseerde landbouw nauwelijks sprake zijn. Immers, zowel de minister als het Landbouwschap vormden zich ieder zelfstandig een oordeel, waarbij de conclusies soms ver van elkaar af stonden. De delegatie van het Landbouwschap moest er zich veelal toe bepalen het in het bestuur, na zorgvuldige voorbereiding in brede kring, vastgelegde standpunt, bij de minister met kracht van argumenten te ver dedigen, doch had daarbij geen ruimte voor onderhandeling. Daartegenover kon de re gering met haar eigen verantwoordelijkheid voor het beleid, en ook voor de besteding van de belastinggelden, geheel zelfstandig een beslissing nemen. Thans is echter de impasse doorbroken en kon in echt overleg en na serieuze onder handeling praktisch volledig overeenstem ming worden bereikt. Uit hetgeen in de pers is uitgelekt en ook overeenstemming over nieuwe melkprijs; 10 miljoen voor verbetering bedrijfsvoering; betere valorisatie consumptiemelk; moeilijke positie pluimveehouderij; toch toekomstmogelijkheden; gunstige ontwikkeling van de tuinbouw. Reëel overleg 416

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 10