MAN
EN PAARD
We gaan nog even door met het antwoorden aan ..Jan". Zoals men zich zal herinneren namen
wij in het julinummer een slakje op getiteld ..De boer ten baat", dat ..Jan" geschreven had
in De Garve, het orgaan van het Instituut voor landbouwcoöperatie in Gelderland en
Overijssel.
Verder komt de verhuizing van spaarders en cliënten aan de orde. waarover in juli en
augustus ook reeds werd gesproken.
'Jen slotte doet de heer Breur uit Anna Paulowna een suggestie, waarop wij ons antwoord
al klaar hadden liggen. De heer Breur zal dit evenveel genoegen doen als het ons heeft
gedaan.
Antwoord aan „Jan"
Geachte redactie,
Als rustend landbouwer ben ik nog eens rustig het
betoog van „Jan" in het julinummer van de Raif-
feisen-Bode gaan lezen.
Ik meen dat „Jan iemand is, die de apartheids
politiek in het bloed zit, wanneer hij spreekt over de
boeren enerzijds en burgers en buitenlui anderzijds.
Wat buitenlui zijn, in tegenstelling tot boeren, is
mij niet duidelijk.
Jan's mening is, dat de boerenleenbanken aan de
boeren worden ontfutseld.
Dat gelijkt op zakkenrollerij!
Hij ziet de burgers en buitenlui de vereniging
binnenrukken.
Dal is een overval!
Hij heeft geconstateerd, dat er een onbloedige om-
wenteling heeft plaats gehad.
Dat is een revolutiedaad!
Die bestuursleden, de smid. slager en molenaar
hebben de beslissing in handen of de boeren twee
honderd of twintigduizend varkens zullen houden,
volgens de bewering van „Jan".
Dat wordt dan een dictatoriaal optreden!
Volgens „Jan was zo de tijd, toen onze groot
vaders boer waren.
Zo n toestand bestond er niet, in de tijd en streek,
toen mijn grootvaders boeren waren. Deze waren
boer van de vijftiger tot in de tachtiger jaren van
de vorige eeuw.
Hoewel het geen dictatuur was, lag de machts
positie in het gemeenschapsleven ten plattelande toen
in handen van de boeren. Zij hadden een financieel
overwicht en macht. Ten gevolge van opvolgende
buitenlandse oorlogen was het voor de vaderlandse
boer een periode van welvaart. Dat bleef zo niet! De
laatste twintig jaar van de vorige eeuw brachten een
diepe agrarische crisis Het volgende boerengeslacht
was daar niet op voorbereid. Het was opgegroeid in
een welvarende tijd. met een levensstandaard die niet
meer te handhaven was.
Bovendien, omdat het het vorige geslacht, door de
hoge prijzen van de landbouwprodukten, goed ging,
was het niet met zijn tijd meegegaan, zoals in het
buitenland geschiedde. Men verzuimde het bedrijf aan
de economische ontwikkeling aan te passen.
Sterk kwam dit tot uiting op de Internationale
Landbouwtentoonstelling in 1884 te Amsterdam. Mijn
ouders hadden die bezocht. Xoen de crisis kwam
waren de kapitaalkrachtige boeren rustend geworden.
Maar de leiding van het openbare leven gaven zij
niet uit handen. Deze behielden zij in de regel tot
hun dood toe. Ze konden niet gemakkelijk de bakens
verzetten, maar lieten de gemeenschap, meestal zo
lang mogelijk, in hun verzande vaargeul varen, omdat
het hen, bij hoger water (conjunctuur), altijd goed
was geweest.
De crisisboeren. die zich niet aanpasten aan de
crisistijd door overschakeling op lagere levens
standaard, meer arbeidsprestatie en betere bedrijfs
voering konden niet altijd financieel het hoofd
boven water houden en dan grepen ze naar de finan
ciële reddingsplank, hun toegestoken door leveranciers
en afnemers in en uit hun landbouwbedrijf. Dit wer
den de personen, die invloed kregen op de bedrijfs
voering van hun geredde financiële drenkeling.
400