De gezichten klaarden op. „Kijk maar eens." Pater Dan haalde een koperen sole (muntstuk ter waarde van bijna drie stuivers) uit zijn zak. „In zijn eentje, in mijn zak, kan deze sole niet veel uitrichten. Maar stel nu eens dat 100 mensen ieder vijf soles in een spaarfonds zouden storten en dat een jaar lang volhou den, elke week. Begrijp je? Dat handjevol soles zou uitgroeien tot 26.000 soles (onge veer 37.50 gulden). Het zou veranderen van nutteloos geld in nuttig geld dat uitgeleend kon worden. En als dan het geleende geld in maandelijkse termijnen terugkwam, zou het uitleenvermogen groter worden: we zouden tot driemaal zoveel kunnen uitlenen als we erin gestopt hadden!" Het bleek dat de pater zijn nachtrust had opgeofferd om uit te dokteren hoe hij een leenbank kon opzetten. In West-Europa, de Verenigde Staten en elders, legde hij uit, had den al 15 miljoen mannen en vrouwen in be drijf, kantoor, kerk en dorp zulke krediet coöperaties gevormd door botje bij botje te leggen, samen geld te sparen en onderling uit te lenen. „Maar dat is in het rijke Europa en Ameri ka, protesteerden zijn toehoorders. „Zullen onze achterdochtige dorpsbewoners hun paar soles aan een ander toevertrouwen? En zullen ze wel terugbetalen wat ze lenen?" Pater Dan wist deze bezwaren weg te praten. Drieëntwintig ingezetenen brachten 603 soles, ruim 86 gulden, bij elkaar als basis van een kredietcoöperatie. Dit is nu zes jaar geleden, en op hel ogenblik is hel de grootste krediet coöperatie in Zuid-Amerika. In deze „driestuivers"-bank hebben ongeveer 4000 ingezetenen gemiddeld 325 gulden per per soon opgespaard, en daaruit is al 4.320.000 gulden aan leningen uitgezet. In de leenbank heeft pater Dan een manier gevonden om de levensstandaard in een onderontwikkeld land snel omhoog te bren gen en daardoor de mensen nieuwe hoop te geven, totdat landhervorming en industriali satie hun werk kunnen doen. Hij heeft een zelfbediening gevonden die de trots van de- enkeling niet kwetst en die de mensen met zakeninstinct de kans geeft om een vrije, moderne maatschappij op te bouwen. Boven al heeft hij de mensen geleerd dat men zijn problemen het best gemeenschappelijk kan aanpakken. Een van de eerste gegadigden bij de leen bank van Puno was een haveloze figuur met het doorgroefde gezicht en de gebogen schouders van de verslagene. Zoals hij het vertelde in hetQuechua-dialect van zijn Inca voorvaderen was het het oude liedje. Hij had 300 soles van een woekeraar geleend om zijn vader te begraven. Door de rente van 30 per cent per maand had hij al driemaal het be drag van de lening opgebracht zonder toe te komen aan het terugbetalen van de som zelf, die nu al een jaar uitstond. Hier ziet men, getekend naar fato's, de geïmprovi seerde behuizing van een verarmde Peruviaanse Indianen familie en (rechts) een straat in het tegen woordige I'uiio met verbeterde en gemoderniseerde woningen. 392

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 26