ondanks is de stand per 3Ü juni 284 mil
joen hoger dan op 31 december 1960.
Deviezenbezit handelsbanken verminderd
Wel blijkt uit genoemde statistiek, dat
het deviezenbezit van de handelsbanken in
het eerste halfjaar 1961 vrij belangrijk is
verminderd. Het nettobezit (dat zijn de
vorderingen op het buitenland met devie-
zenkarakter minus de op korte termijn op
vraagbare tegoeden van het buitenland) be
draagt per 30 juni slechts 13 miljoen te
genover 367 miljoen op 30 april en 254
miljoen op 31 mei. Hierin komt enerzijds
tot uiting het terugtrekken van buiten
landse uitzettingen door de Nederlandse
banken, anderzijds de toeneming van de
opvraagbare tegoeden van buitenlandse
banken. De repatriëring van de buitenland
se uitzettingen is een gevolg van de lage
rente, die in het buitenland op creditsaldi
kan worden gekweekt. Nominaal is die
rente hoog genoeg, maar wanneer men de
kosten aftrekt, die gemaakt moeten worden
tot dekking van eventueel verlies op de uit
gezette valuta, de „swap", komt men tot
een reële vergoeding, die niet aantrekkelijk
is. Aan de andere kant schijnt de gulden zo
gunstig te worden beoordeeld, dat het bui
tenland hier gaarne een asyl voor vlottende
middelen zoekt. Gelukkig is het nog niet zo
ver, dat men van een stroom „hot money"
naar ons land kan spreken.
De hier geschetste positie betekent niet.
dat de Nederlandse vorderingen op het bui
tenland bijna geheel zouden zijn verdwenen.
De sterke vermindering heeft alleen betrek
king op de vorderingen met deviezenkarak-
ter. Daarnaast heeft Nederland andere vor
deringen op het buitenland (kredieten, be
leggingen, enz.), die op 30 juni netto 1.730
miljoen bedroegen tegenover 1.181 mil
joen per einde 1960.
Ruime geldmarkt
Het rechtstreekse gevolg van de daling
van de deviezenvoorraad bij de banken is
de toeneming van de ruimte op de geld
markt. In deze ruimte op de geldmarkt
kwam als verrassing de mededeling, dat
met het oog op de te verwachten verkrap-
ping van de geldmarkt, mede ten gevolge
van de storting op de 4 °/o staatslening. De
Nederlandsche Bank heeft besloten het kas-
reservepercentage voor de periode van 22
augustus tot en met 21 september 1961 te
verlagen van tien tot acht. Opmerkelijk hier
bij is, dat men in geldkringen juist rekening
had gehouden met een verdere verruiming
van de geldmarkt. Wel moest op 21 augus
tus de storting plaats vinden op de staats
lening, maar hiermede was slechts een be
drag gemoeid van 295 miljoen en het te
goed van het bankwezen bedroeg vlak voor
de storting 977 miljoen, hetgeen nog een
ruime marge boven de verplichte kasreserve
betekende. Bovendien mocht betaling plaats
vinden met schatkistpapier, vervallende in
de periode januari/april 1962. Ook uit ande
ren hoofde verwachtte men in geldmarkt
kringen geen verkrapping van de markt, om
dat in de komende drie maanden aanzien
lijke bedragen schatkistpapier vervallen. De
Nederlandsche Bank heeft geen verklaring
gegeven van haar verwachting betreffende
een verkrapping van de markt, maar men
mag veronderstellen, dat zij, hetzij hiervoor
voldoende redenen heeft gehad, hetzij andere
motieven mede heeft doen gelden. In dit ver
band zou men kunnen denken aan de over
weging, dat een daling van het kasreserve-
percentage er toe zou kunnen medewerken,
dat de banken hun buitenlandse tegoeden zo
weinig mogelijk laten repatriëren of dat de
Nederlandsche Bank een tegenwicht heeft
willen vormen tegen de te storten deposito's
wegens eventuele overschrijding van het kre
dietplafond. Tegen dit laatste spreekt weer.
dat dergelijke stortingen niet voor oktober
plaats zullen vinden.
Openmarktpolitiek
In. ieder geval is de Nederlandsche Bank
in staat voorlopig regulerend op de geld
markt op te treden door toepassing van de
openmarktpolitiek. In verband met het kre
diet van het Internationale Monetaire Fonds
aan Engeland, waarbij ons land is betrokken
voor een bedrag van 434.4 miljoen, heeft
de Nederlandsche Bank de beschikking ge
kregen over een totaal aan schatkistpa
pier, dat op de weekstaat per 28 augustus
410.600.000 bedroeg. Afgescheiden van
enkele mutaties, is dit bedrag o.a. ontstaan
doordat de bank de financiering van het
door de staat verstrekte krediet geheel van
de staat heeft overgenomen en hiervoor
schatkistpapier heeft ontvangen.