niet de mensen naar het werk, doch het werk naar de mensen brengt. Regionale ontwikkeling Ook de Europese Gemeenschap richt zich op de regionale ontwikkeling, zoals o.m. uit de voorstellen voor het structuurbeleid in de landbouw en de instelling van de Inves teringsbank blijkt. Een dergelijke politiek strookt met de doelstelling van een harmonische ontwik keling van de economische activiteit en de evenwichtige expansie en dient ook de wel vaartsidee. In het kader van het regionale ontwik kelingsbeleid en het ontstaan van de ge meenschappelijke markt zal de onevenwich tigheid op de arbeidsmarkt afnemen. Bovendien zullen de aanzienlijke inves teringen van de laatste jaren, waarvan een groot deel z.g. diepte-investering is, niet na laten hun arbeidsbesparend effect te doen gelden. Vorenstaande leidt tot de verwachting, dat de behoefte aan migratie en de nood zaak ervan minder omvangrijk zal zijn dan de Europese Commissie blijkbaar veronder stelt. Deze conclusie doet niets af aan de wen selijkheid het verkeer binnen de Gemeen schap vrij te maken, zoals dit nationaal het geval is. Vooralsnog kan de migratie bij de huidige behoefte aan arbeidskrach ten een nuttige functie vervullen. Voorts kan de vrijheid elders binnen het gebied van de Gemeenschap te gaan werken aan de vorming van de gemeenschapsidee bij dragen: stimulering van de jongere garde hiertoe verdient aanbeveling. Het is evenwel de vraag of, zonder dat een omvangrijk gemeenschappelijk apparaat wordt ingesteld, het in goede hanen leiden van deze migratie niet zal kunnen worden bereikt in onderlinge samenwerking van de bestaande nationale organen. Hierbij zou de Europese Commissie dan als con tactpunt goede diensten kunnen bewijzen. In dit artikel zijn buiten beschouwing ge laten de consequenties van een toetreden van de landen, die momenteel nog zijn aan eengesloten in de Europese Vrijhandels associatie (E.V.A.). BINNEN DE E.E.G. IS DE LANDBOUWMECHANISATIE IN WESTDUITS- LAND EN LUXEMBURG HET STERKST DOORGEVOERD DUITSLAND IMPORT VAN EIEREN Het aantal trekkers in de gezamenlijke EEG-landen steeg van 360.000 in 1950 tot 1,8 miljoen in 1959. In dezelfde periode nam het aantal maaidorsers toe van 8.000 tot 90.000 en het aantal melkmachines van ca. 60.000 tot rond 380.000. Deze gegevens vinden we in een artikel van dr. G. Thiede in „Agrarwirtschaft". Binnen de EEG hebben W.-Duitsland en Luxemburg tot dusver de hoogste mechanisatiegraad bereikt. In 1959 telde W.-Duitsland 92 en Luxemburg 81 trek kers per 1.000 ha bouwland. Daarop volgen Neder land en België, terwijl Frankrijk met 37 en Italië met 17 trekkers per 1.000 ha beneden het gemiddelde blijven. Het gebruik van maaidorsers in de verschil lende landen vertoont niet zulke grote verschillen. Daarentegen loopt het aantal melkmachines sterk uit een. Daarbij gaat Luxemburg ver aan de spits met 77 machines per 1.000 koeien. Gerekend naar het aantal melkkoeien gebruikt Luxemburg tweemaal zo veel melkmachines als W.-Duitsland en driemaal zo veel als in België. Het aantal melkmachines in Ne derland is in verhouding nog geringer dan in Frank- (De Landbodc) De Westduitse import van eieren verliep in 1959 en 1960 als volgt (in miljoen stuks): Land van herkomst 1959 1960 Nederland 2.657 2.654 Denemarken 1.182 806 Polen 349 376 Land van herkomst België Argentinië Finland Totaal 1) 1959 105 81 124 4.965 1960 162 156 121 4.767 1) Behalve door genoemde landen werden verse ei eren ook geleverd door Zweden, Bulgarije, Tsjecho- slowakije en enkele andere landen. (Economische voorlichtiug) 328

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 46