HET VRIJE VERKEER VAN ARBEIDSKRACHTEN IN
DE E.E.G.
Bij het formuleren van de doelstelling
van de Europese Economische Gemeenschap,
nl. de bevordering van een harmonische ont
wikkeling van de economische activiteit en
een toenemende verbetering van de levens
standaard, realiseerde men zich, dat deze
doelstelling niet bereikt zou kunnen worden
door het vrijmaken van de handel in eind-
produkten alleen, doch dat daartoe tevens
een onbelemmerd verkeer van de produk-
tiefactoren als kapitaal en arbeid voor
waarde is. Slechts wanneer de produktie-
factoren zich vrijelijk kunnen bewegen naar
hun meest economische aanwendingsmoge
lijkheid, is een optimale economische groei
en welvaartsverbetenng mogelijk. Het is
zonder meer duidelijk, dat het laten voort
bestaan van grote arbeidsoverschotten, zo
als in Zuid-Italië, niet met de gemeenschap
pelijke doelstelling strookt, noch uit econo
misch noch uit sociaal oogpunt.
Vrijmaking verkeer arbeidskrachten
Deze bewegingsvrijheid van de arbeid
binnen de Gemeenschap is er momenteel
niet. Het is in het kader van een nationale
sociaal-economische politiek niet onbegrij
pelijk, dat een land het risico van een ver
storing van zijn arbeidsmarkt door een
grote toevloed van vreemde arbeidskrach
ten wil uitsluiten. De tewerkstelling van
vreemde arbeidskrachten is dan ook aan
tal van beperkingen gebonden. Daarenboven
rust hun positie in den vreemde op een la
biel fundament: zij worden bij verminde
ring van de economische bedrijvigheid het
eerst naar huis gestuurd, terwijl daarnaast
hun levensomstandigheden en sociale voor
zieningen vaak en veel te wensen overlaten.
Bezien we de Europese arbeidsmarkt, dan
blijkt Italië enerzijds een structureel over
schot aan arbeidskrachten te hebben, ter
wijl daarentegen in de huidige hoogcon
junctuur de overige vijf landen met grote
tekorten hebben te kampen. Zo werkten in
1959 in Frankrijk 108.000 buitenlanders,
waarvan de helft in land- en bosbouw.
52 kwam uit Italië. In hetzelfde jaar trok
Duitsland 167.000 buitenlanders aan, waar
van 29 uit Italië, het merendeel evenwel
uit landen buiten de Gemeenschap. Naast de
hoogconjuctuur als voornaamste oorzaak,
speelt in een land als Frankrijk het structu
reel tekort aan landarbeiders een rol.
Ter regeling van de vrijmaking van het
verkeer van arbeidskrachten heeft de Euro
pese Commissie een ontwerp-verordening
ontworpen, die op 12 juni 1961 door de
Raad van Ministers is vastgesteld. Onder
vrij verkeer verstaat het verdrag van de
Gemeenschap de afschaffing van elke dis
criminatie op grond van nationaliteit tussen
de werknemers voor wat betreft de werk
gelegenheid, beloning en andere arbeids
voorwaarden. Met het oog op de grote ver
scheidenheid van de bestaande nationale
regelingen streeft de verordening naar een
zeer geleidelijke vrijmaking in verschil
lende etappen. Het kenmerkende van de
eerste etappe, die eind 1963 moet eindigen,
is dat de nationale werkloze arbeider voor
rang heeft boven zijn buitenlandse collega.
Evenwel treden in deze eerste fase enige
maatregelen in werking, die het verkeer
deels onmiddellijk vrijmaken. Belangrijk is,
dat de vreemde arbeider zijn familie mag
medenemen en onder dezelfde voorwaarden
economische en ociale motieven huidige stand arbeidsmarkt EEG-verordening,
geleidelijke vrijmaking, voorrang nationale arbeidsmarkt, voorrang gemeenschappelijke markt,
organisatorische voorzieningen verwachte omvang migratie tegenhanger immobiele
arbeid en regionale industrialisatie decentralisatie arbeidsbemiddeling.
De factor arbeid
Verstoring arbeidsmarkt
326