raad en van de beschikbare kluisruimte. Om de voorraadopname, die dagelijks wordt vast gelegd in het kasopnameboekje, vlot te doen verlopen, dient de meubelmaker of timmer man bijzondere aandacht te schenken aan de binnenwerkse maten van elke bak, die zowel in de breedte als in de hoogte een rond tien tal rolletjes moet kunnen bevatten. Van een aanduiding op de zijkanten van de bak moet het aantal lagen vlot kunnen worden afge lezen. Naar gelang van de diepte van de bak kunnen één, twee of drie rijen achter elkaar worden opgeborgen. Voor de dagvoorraad losse pasmunt be staan overzichtelijke schuinoplopende bakjes, waarin verticaal naast elkaar voor elke soort pasmunt een sleuf is aangebracht, langs de rand waarvan de aantallen zijn af te lezen. Wel dient bij aanschaf van deze bakjes te worden gelet op de deugdelijkheid van het materiaal, dat ook bij intensief gebruik „maatvast" moet blijven. Voorts zijn losse bakjes verkrijgbaar, waarin om de 10 verspringend maxi maal 100 guldens passen. Deze bakjes zijn erop gemaakt, dat zij op elkaar worden ge stapeld. Daarnaast zijn, speciaal met het oog op een gemakkelijk vervoer, zowel voor gul dens als voor rijksdaalders houten cassettes vervaardigd. Deze kunnen voor beide soorten een maximale waarde van 500,bevatten en zijn voorzien van schuifdeksel en handvat. JAARVERSLAG STICHTING PEN SIOENVOORZIENING KASSIERS De Stichting Pensioenvoorziening Kas siers, die per 1 juli 1951 haar werkzaam heden aanving, heeft haar 10e jaarverslag uitgebracht. Alvorens nader op dit verslag in te gaan zij opgemerkt dat bij deze stichting alleen pensioenverzekeringen kunnen worden ge sloten voor kassiers, die per 1 januari 1948 in dienst waren en op deze datum de 40-ja- rige leeftijd hadden bereikt. Het gevolg hiervan is dat het aantal verzekerde kas siers, die de 65-jarige leeftijd nog niet heb ben bereikt, van jaar tot jaar afneemt, ter wijl het aantal verzekerde kassiers ouder dan 65 jaar jaarlijks toeneemt. De stichting heeft dus een aflopend karakter. Dit komt evenwel nog niet tot uitdrukking in de ont wikkeling van de wiskundige reserve, die van jaar tot jaar nog is toegenomen daar de ontvangsten uit hoofde van inkoopsom men premiën en rente het bedrag van de pensioenuitkeringen in ieder boekjaar nog belangrijk overtrof. De wiskundige reserve, die op het eind van het eerste boekjaar 1.575.000,— be droeg, is toegenomen tot 2.834.286,per 31 december 1960. In het 10e boekjaar zijn nog 5 aangeslo ten banken tot de stichting toegetreden en werden 10 verzekeringen/verhogingen voor ouderdomspensioen en 9 voor weduwepen sioen gesloten. Door overlijden van 1 kassier en 5 oud-kassiers alsmede van 4 echtgenoten van kassiers nam het aantal verzekeringen af met 10. Per 31 december 1960 bedroeg het aantal verzekerde ouderdomspensioenen 263, waar van 135 voor kassiers jonger dan 65 jaar. Het aantal verzekerde weduwepensioenen was 233, waaronder 37 waarbij een uitke ring plaats vond. Het totaal van de pensioenuitkeringen be liep over 1960 132.000,terwijl aan pre mies en inkoopsommen werd ontvangen 103.000,—. Het voordelig saldo bedroeg 14.533,47, welk bedrag naar de gewone reserve werd overgebracht, waarna deze 162.830,98 be liep. Daar in de laatste vier boekjaren de sterfte beneden de verwachting is gebleven, werd besloten met ingang van 1 januari 1961 wijzigingen aan te brengen in de actuariële grondslagen, op basis waarvan de stichting wordt gefinancierd. Daar de geldende pre miën gehandhaafd blijven heeft de wijziging van de grondslagen alleen financiële conse quenties met betrekking tot de wiskundige reserve. Ten laste van de gewone reserve zal 100.678,gebracht worden ter verhoging van de wiskundige reserve, waardoor deze reserve zal afnemen tot 62.152,98. Hiermede wordt bereikt dat het geheel van de grondslagen nog veiliger is geworden. 325

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 43