Geachte redactie, Naar aanleiding van Jan's betoog onder „Man en Paard" het volgende: De aanhef van uw schrijven is geheel in mijn geest, waar u schrijft „de bank voor het gehele dorp! Prachtig!" Daarna wilt u de boeren laten domineren in het bestuur van de bank. Doch er is ook een gulden middenweg. Wij als kleine of grotere dorpsgemeen schappen hebben allen op dit terrein de zelfde belangen en het is dan zelfs gewenst een slager, bakker of iemand van dien aard als bestuurslid van de bank te benoemen. Deze mensen komen dagelijks in contact met vele boeren en dorpsbewoners. Ik zou dit bestuurslid dan direct willen promoveren tot onbezoldigd propagandist; hij kan dan eens een ander onderwerp ter sprake brengen als „alweer regen" of „nog steeds geen zomer". Dan noemt u aan het slot, „dat wij terug gaan naar de tijd van onze grootvaders". Er is echter te veel veranderd om die tijden als vergelijking te gebruiken. Wij kunnen beter de andere kant uitkijken en er naar streven, dat wij in de toekomst liet gehele geldverkeer in de dorpen over de banken laten lopen in de vorm van rekening-cou rant en giro. Dus alweer een onderwerp voor de onbezoldigde propagandist en eveneens voor de boeren-bestuursleden. secr. bestuur bib. Wartena W. Dekker, Naschrift van de redactie: Dit eerste, snel ingezonden, antwoord aan „Jan" heeft ons goed gedaan. Wij hopen, dat wij in september nog een paar antwoorden mogen opnemen. Allereerst de naamgeving: 1. Met beide inzenders zijn wij het eens, dat het niet aangaat de naam boerenleenbank te wijzigen in raiffeisenbank, enkel en alleen omdat het element „boer" een ongunstige klank zou hebben. Wij geloven niet in die ongunstige klank en weten zeker, dat er geen enkele „stroming" in onze organisatie is, die daar wel in gelooft. 2. Indien de bevolking uit het werkgebied van een bank er prijs op stelt de naam boerenleenbank te be houden, juist omdat zij er een eer in stellen boer te zijn, handhave men de naam. Van dwang tot naams wijziging moge geen sprake zijn. 3. Men vergete echter niet dat de motieven om de naam raijfeisenbank in te voeren niets te maken heb ben met laatdunkendheid tegenover het woord boer. De naam raijfeisenbank gaat verder terug dan de naam boerenleenbank, nl. tot Raiffeisen zelf. Men leze nog eens wat de heer Visser in zijn ingezonden stuk (blz. 191 van deze jaarganggeschreven heeft, dan zal men hopelijk begrijpen, waarom wij de naam raijfeisenbank voor de huidige tijd eigenlijk beter achten dan boerenleenbank. Het gaat immers bij onze banken wel zeer speciaal, maar geenszins alleen om de boeren. Tussen alle groepen van de plattelands bevolking wilde Raiffeisen een brug slaan. De heer Visser heeft daarop terecht gewezen. Als door onze banken deze brug gevormd wordt (en in de praktijk wordt de cliëntenkring van onze bank steeds ruimer), dan wordt de naam „raijfeisenbank" zeer aantrekke lijk. Geen boer kan zich dan echter tekort gedaan voelen, want Raiffeisen zelf was de grote voor vechter van de gezonde kredietverlening aan de boeren en de banken, die zijn naam dragen, zullen niet anders mogen en willen dan hun naamgever daarin te volgen. Om in de beeldspraak van de heer Van Maldegem te blijven: als de naam van een bank gewijzigd wordt in raijfeisenbank, gooit men niet het kind met het badwater weg, maar toont het kind zich een recht zoon van zijn vader 4. De suggestie van de heer Van IJsseldijk om de de naam „Coöperatieve Raijfeisenbank Boerenleen bank" in te voeren zouden wij niet willen over nemen. De beslaande „naamsverwarring" zou er alleen maar groter door worden. Vervolgens de hoofdzaak van de beer Van Maldegem: 1. De stelling van de heer Van Maldegem. dat kre dietverruiming e?ikel zin heeft ah aflossing en rente uit de bedrijfsinkomsten betaald kunnen worden, is ons uit het hart gegrepen. Bij voortduring wordt daarop door onze Centrale Bank gewezen, zowel binnen als buiten de organisatie. De heer Van Malde gem wijst in dit verband terecht op de rubriek „Wat ons bezig houdt" in het jongste juninummer. In dat zelfde nummer (op blz. 211) kan men lezen, dat de heer Wind in zijn openingstoespraak voor de alge mene vergadering als eerste voorwaarde voor de kredietverruiming heeft gesteld dat het landbouw beleid zo moet zijn, dat de door de tijdsomstandig heden noodzakelijk geworden investeringen met hun eveneens noodzakelijk geworden afschrijvingen uit de bedrijf sinkomsten moeten kunnen worden bekostigd" 2. De inzender wil meer dan betogen en schrijven in de Raiffeisen-Bode". Hij wil actie. Hier is de heer Van Maldegem echter bij onze organisatie aan het verkeerde adres. Wij moeten onze taak en grenzen kennen. Wij hebben in de eerste plaats te zorgen, dat de boeren op billijke en zo soepel mogelijke voor waarden krediet kunnen krijgen. Daaraan hebben wij onze handen vol. Andere organisaties hebben de taak te zorgen, dat de boeren op economisch verantwoorde wijze van deze kredietmogelijkheden gebruik kunnen maken. En daarbij dient het gehele landbouwbeleid ter sprake te komen. Deze laatste organisaties weten zeer goed, mede dank zij de waarschuwende woorden van de zijde van de boerenleenbanken, dat krediet verruiming alleen zin heeft indien aan bepaalde voor waarden wordt voldaan. Antwoord aan „Jan" 322

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 40