den van het lopende jaar een kleine 400 miljoen is aangewend ter gedeeltelijk ver vroegde, aflossing op buitenlandse schuld. Naar raming was drie vierde van dat bedrag echter reeds vóór de jaarwisseling ten laste van de schatkist gekomen, omdat deviezen tot ongeveer dat bedrag voor rekening van het Rijk waren gekocht en in een speciaal potje voor het Rijk ten laste van de schat kist waren gereserveerd bij de Nederland- sche Bank. Heeft derhalve die grote aflossing van buitenlandse schuld dit jaar slechts in ge ringe mate middelen van de schatkist ge vergd, dat kan niet worden gezegd van de vergoeding, die aan de Nederlandsche Bank moest worden gegeven als gevolg van de revaluatie van de gulden. Uit dien hoofde moest immers voor 292.6 miljoen aan de schatkist worden onttrokken. Doelbewust heeft de minister van Financiën er toen maals van afgezien, dat verlies met schat kistpapier af te dekken. Deze aderlating is echter uiteraard niet te voorzien geweest en het treft dan ook, dat het leningbedrag, hetwelk thans door het Rijk is aangetrok ken, vrijwel met het genoemde deviezen- verlies overeenstemt. Binding van liquiditeiten Wat nu het doel van de emissie aangaat bestond er aanleiding voor de veronderstel ling, dat dit ten dele van conjuncturele aard was. Evenals immers tot dusverre met de plaatsing van schatkistpapier was volstaan om de tijdspanne te overbruggen, waarin de belastingbetalingen minder ruim vloeien, zou dat ook verder mogelijk zijn geweest. Want reeds spoedig zullen de betalingen voor de inkomstenbelasting in een snel tem po binnenkomen. Door intussen toch een beroep op de le- ningmarkt te doen heeft de schatkist echter enerzijds meer armslag gekregen, terwijl anderzijds weer nieuwe liquiditeiten wor den gebonden in het kader van de conjunc- tuurpolitiek, die sedert het vorige jaar wordt gevolgd en die ten doel heeft de mogelijkheid van inflatoire ontwikkeling door afroming van de liquiditeiten zo klein mogelijk te maken. Staatsschuld daalde Blijkt uit het voorgaande reeds duidelijk, dat de uitgifte van de nieuwe staatslening bepaald niet nodig is geweest om financie ringstekorten in de eigenlijke zin te dekken, in nog sterkere mate treedt dat aan de dag in het verloop van de Nederlandse staats schuld. Deze is sedert einde 1960 van 19 tot 18.2 miljard ingekrompen. Kort na de oorlog bedroeg de staats schuld 27 miljard, zodat sindsdien een derde kon worden gedelgd, ondanks het feit, dat de staatsuitgaven parallel met de conjunctuuropgang belangrijk zijn toege nomen en de koopkracht van het geld sinds dien aanmerkelijk verminderde. De nieuwe staatslening heeft ook de ach terstand van de openbare obligatie-emissies ten opzichte van het vorige jaar belangrijk verminderd. In het eerste halfjaar van 1961 werd nl. in totaal slechts voor 671 mil joen op de publieke leningmarkt geplaatst tegen 1013 miljoen in de overeenkomsti ge periode van 1960. Weer buitenlandse emissies? Een andere vraag is of nu de sluizen voor de buitenlandse emissies op onze obligatie- markt weer geheel dicht zijn gegaan. Dat zal waarschijnlijk vooral afhangen van de eventueel nog bestaande binnenlandse le ningbehoeften. Tot dusverre heeft ook de lagere overheid zich dit jaar in hoofdzaak van een beroep op de publieke kapitaal markt onthouden. Slechts eenmaal heeft de Bank voor Nederlandsche Gemeenten, in het eerste kwartaal, een lening van 100 miljoen uitgegeven, terwijl overigens door de gemeenten niet zelfstandig tot openbare emissies werd overgegaan. Het staat vast, dat de lopende behoeften van de gemeenten gemakkelijk met kasgeld leningen kunnen worden gedekt en dat ove rigens voor zover nodig gemakkelijk kapi taal bij institutionele beleggers ondershands verkrijgbaar is. Maar in het kader van het algemene leningbeleid is het niettemin denkbaar dat in de naaste toekomst toch ook deze instelling weer op de publieke lening- markt zou willen komen. De zelfstandige emissie-activiteit van de gemeenten lijkt thans ook binnen het kader van het rentegamma met zijn plafond van 4Vr °/o in ruime mate mogelijk. Mogelijk zal de komende Miljoenennota daaromtrent nadere aanwijzingen bevatten. 300

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 18