FINANCIEEL OVERZICHT De leningoperatie van het Rijk Het Rijk heeft er geen gras over laten groeien. Nauwelijks was de laatste buiten landse guldenslening, waarvoor de Neder- landsche Bank toestemming had verleend, op stapel gezet, of een nieuwe staatslening verscheen ten tonele. Aangezien de inschrij ving daarop per 4 augustus was vastgesteld, zal deze leningoperatie reeds weer verleden tijd zijn ten tijde dat men deze regelen on der de ogen krijgt. Voor het inzicht in de financiële positie van het Rijk en de toestand op de leningmarkt doet dat er uiteraard niet toe. De kapitaalmarkt is dit jaar bij voortdu ring zó ruim geweest, dat geen ogenblik aanleiding kon bestaan aan het welslagen van de nieuwste staatslening te twijfelen. Het stond bij voorbaat vast, dat het bedrag van de lening ter grootte van 300 mil joen nominaal bij lange na niet in de be staande beleggingsbehoeften van vooral de institutionele beleggers en in mindere mate ook van de particuliere spaarders zou kun nen voorzien. De voorwaarden van de lening konden bovendien aantrekkelijk worden geacht. Weliswaar werpt deze, op basis van de rentevoet van 4 slechts een rendement af van gemiddeld 4,19 terwijl de vorige staatslening met een rentevoet van 474 °/o die op 30 januari werd uitgegeven bij een emissiekoers van 9972 nog een rende ment bood van 4,30 °/o. Als gevolg van de inmiddels op de staatsfondsenmarkt inge treden koersstijging, is laatstbedoeld rende ment thans echter reeds ingekrompen tot ca. 4,17 Daarbij komt dan nog, dat in verband met de voortdurende rentedaling een agiowinst door stijging van de koers van de nieuwste lening tot circa pari binnen afzienbare tijd niet onwaarschijnlijk lijkt. De 472 °/o staatsleningen werpen een der gelijk rendement af als de nieuweling op basis van de inschrijvingskoers van 9874 °/o. Maar daarbij is dan nog rekening gehouden met de kans op vervroegde aflossing in de toekomst, welke boven pari noterende obli gaties bedreigt. En bij vervroegde aflossing a pari en incalculering van het agio-verlies beloopt het effectieve rendement der 472 °/o staatslening slechts om of nabij 4 °/o. De nieuwe staatslening voorziet boven dien ook weer in een behoefte van de be leggers, omdat het de eerste nieuwe is, welke weer een 4 °/o rentevoet heeft. Het proces van de rentedaling voltrekt zich be trekkelijk langzaam, maar gestadig. F.en- maal op gang gebracht, komt het niet licht tot staan. Maar wanneer men bedenkt dat begin februari 1960 nog een 472 °/o staats lening met 25-jarige looptijd tegen 98 °/o werd uitgegeven, hetgeen een rendement be tekende van 4,73 terwijl het rendement van die lening thans tot 4,17 is gedaald en de jongste lening slechts een rendement biedt van 4,19 °/o, dan blijkt de omvang van de rentedaling toch vrij aanzienlijk te zijn. Wij hebben de laatste tijd reeds enige malen de aandacht erop gevestigd dat het Rijk met een krappe kas volstond en in de financieringsbehoeften voorzag door de uit gifte van schatkistpapier. Die krappe posi tie is voorwaar niet door armoede ontstaan, integendeel. Volgens de laatste Miljoenen nota zou het Rijk voor het lopende begro tingsjaar op de publieke kapitaalmarkt slechts een beroep moeten doen tot een be drag van in totaal 250 miljoen. Daarvoor zou dan ook de lening van nominaal 350 miljoen, die in het begin van 1961 werd uit gegeven, ruimschoots voldoende zijn ge weest, indien de aldus verkregen middelen niet een andere bestemming zouden hebben gekregen. Men weet echter dat in de eerste maan- Voortgaande rentedaling Waar het geld bleef 299

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 17