werd overwogen, evenals thans bij de melk
wordt gesuggereerd, de garantie voor iedere
individuele teler te beperken tot zijn „aan
deel" in de normale produktie. Voor het
meerdere zou hij dan individueel worden ge
confronteerd met de uiterst lage internatio
nale prijs. Inmiddels heeft echter dit probleem
zich bij de suikerbieten althans voor dit jaar
opgelost, doordat de gezamenlijke telers een
zekere matiging hebben betracht. Het areaal
is nl. ingekrompen met ongeveer 9 het
geen wil zeggen, dat bij een normale opbrengst
per ha de suikerproduktie ruimschoots in de
garantie zal kunnen worden geplaatst, waar
door niet opnieuw een gevoelige korting op
de garantieprijs zal moeten worden toegepast.
Dat overigens de prijsverhoudingen wel
terdege invloed kunnen uitoefenen op de
produktierichtingen blijkt wel duidelijk uit
de verschuivingen in de arealen van diverse
akkerbouwgewassen, blijkens pas bekend ge
worden inventarisatiegegevens. Reeds eerder
hebben wij er op gewezen, dat de boer veelal
de neiging heeft „achter de markt aan te
telen". De slechte prijzen van de consumptie
aardappelen oogst 1960 hebben zo geleid tot
een sterke inkrimping van het aardappel
areaal, op de lichte gronden zelfs met 26
en op de kleigronden met 17 Ook de
teruggang van het peulvruchtenareaal (12
is een weerspiegeling van de zeer slechte
prijzen van het afgelopen jaar. Opvallend is
voorts dat er landelijk circa 18.000 ha minder
aan akkerbouwgewassen is geïnvesteerd (on
danks het feit, dat de nieuwe polder Oost-
Flevoland 3.850 ha meer akkerbouwgewassen
heeft). Met name in de provincies met over
wegend lichte gronden en gemengd bedrijf
is zo ongeveer 18.000 ha „zoek". Wanneer
zou blijken dat deze oppervlakte bouwland is
omgelegd tot grasland of kunstweide (waar
van nog geen cijfers bekend zijn) dan zou dit
een aanwijzing inhouden, dat wegens een
ongunstig „akkerbouwklimaat" men nog ge
neigd is over te schakelen op melkproduktie.
Pluimvee
Ook de pluimveestapel ondergaat weer een
uitbreiding. Op grond van het aantal inge
legde broedeieren verwacht men een 25
grotere hennenstapel vergeleken bij het
vorige seizoen. Daarbij blijkt, dat het aantal
De 25ste mei 1961 was voor de Coöperatieve
Boerenleenbank „Oude- en Nijehorne" een
heuglijke dag. Op deze dag zorgde de spaarder
F. van der Bij uit Oudehorne ervoor dat met
zijn inlage het totale spaartegoed bij de bank
de 2 miljoen overschreed. Deze plezierige ge
beurtenis werd in een feestelijke vergadering
van het bestuur gevierd. De gelukkige spaarder
en zijn echtgenote waren hierbij aanwezig.
Hun werd een pendule met inscriptie aange
boden. Zij werden hierdoor volkomen verrast.
vermeerderingsbedrijven wordt verminderd,
zodat de bestaande bedrijven in omvang toe
nemen, hetgeen overigens een gezonde
ontwikkeling betekent. De export van con
sumptie-eieren vertoont een aanzienlijke
daling in hoeveelheid, nl. over de eerste
5 maanden met ongeveer 15 °/o t.o.v. de
overeenkomstige periode van het vorig jaar.
De financiële opbrengst daalde echter niet.
De export van slachtpluimvee laat zich zor
gelijk aanzien. Er kan een grote produktie
worden verwacht alleen al in de maand
mei zijn 7 miljoen broedeieren voor de
slachtpluimvee-mesterij ingelegd terwijl er
nog aanzienlijke voorraden zijn. Bovendien
wordt op de Westduitse markt, ons belang
rijkste afzetterrein voor slachtpluimvee, een
bijzonder scherpe concurrentie ondervonden
van de Verenigde Staten en Denemarken.
E.E.G.-beleid
Waar uit het bovenstaande blijkt dat het
prijsbeleid niet alleen kan worden gebaseerd
op de kostprijsberekeningen van het L.E.I.,
maar dat het met het oog op de afzetmoge
lijkheden tevens noodzakelijk is via de prijs
verhoudingen een zo doelmatig mogelijke
produktie te bevorderen, is er daarnaast ook
nog een ander element waardoor de betekenis
van de berekende kostprijzen voor de hoogte
van de prijzen in zekere mate wordt gerelati
veerd. Dit element vormt de geleidelijke tot
standkoming van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid in de E.E.G., waartoe de
prijzen van de partnerlanden onderling
moeten worden aangepast.
NIJEHORNE
251