land blijven produceren tegen prijzen, die in geen verhouding staan tot de werkelijke marktwaarde van zijn produkten, wanneer er een vrij-goederenverkeer zou zijn. Weliswaar wordt getracht in E.E.G.-ver band tot een vrijere onderlinge handel te komen, waardoor vooral voor de afzet van onze agrarische produkten, in vrije concur rentie met de producenten uit de partner- landen, perspectief zou worden geboden, doch in de eenwording zit nog slechts weinig schot. Echter ook in Europees verband staat men voor een moeilijk probleem. Prof. Von deling heeft nl. kortgeleden aan de Raad van Europa te kennen gegeven, dat ook in Europa de produktie sneller toeneemt dan de koop krachtige vraag, waardoor het agrarische surplus-vraagstuk, al sinds jaren een nacht merrie voor Noord-Amerika, ook hier een dreigend probleem gaat worden. Prof. Von deling komt dan ook tot de weinig prettige conclusie, dat de Europese landbouw door en door ziek is. Landbouwschap ziet perspectief Tegenover de pessimistische kijk van Prof. Vondeling meent het secretariaat van het Landbouwschap in een nota over het toe komstig landbouwbeleid voor de Nederlandse land- en tuinbouw wel terdege perspectief te zien. Reeds in de achterliggende 50 jaar heeft de Nederlandse landbouw zich toegelegd op de voortbrenging van arbeids- en kapitaal intensieve hoogwaardige produkten, die ten dele moeten worden geëxporteerd. Ook wan neer thans de produktietechniek zich onder druk der omstandigheden wijzigt blijven toch de typische produktie-omstandigheden juist in Nederland gunstig voor deze specialisatie: relatieve schaarste van de grond; nabijheid van grote, groeiende bevolkingscentra; gun stige ligging ten opzichte van aanvoerhavens van grondstoffen voor onze veredelingsland- bouw. Gelet op de te verwachten welvaarts ontwikkeling in West-Europa en de toene mende vrijheid van het handelsverkeer bin nen de E.E.G., mag zelfs een belangrijke stijging van de afzetmogelijkheden voor vele Nederlandse landbouwprodukten worden verwacht, met name voor groenten en fruit, conserven, eieren, slachtpluimvee, varkens vlees en bepaalde zuivelprodukten. In deze sector van produkten, waarin vakbekwaam heid en kwaliteit tot waarde kunnen worden De Coöperatieve Raiffeisenbank „Arnhem" herdacht haar 50-jarig bestaan. Ter gelegen heid hiervan werd op 19 april jl. een receptie gehouden in „Musis Sacrum" te Arnhem. De voorzitter van het bestuur, ir. W. Kooij, kon vele relaties en autoriteiten welkom heten. Daarna gaf hij een uitvoerig overzicht van de ontwikkeling van de bank sedert haar op richting. De Centrale Bank werd vertegenwoordigd door prof. Minderhoud," voorzitter van het be stuur, de heer H. te Kolsté, onderdirecteur, en de heer H. A. Groen, rayon-inspecteur. Namens de Centrale Bank bracht de heer Te Kolsté de gelukwensen over, onder aanbieding van een cadeau. Tevens bracht hij hulde aan de heren J. H. van Maanen en A. R. den Hartog. Eerstge noemde is reeds 33 jaar lang secretaris van het bestuur, terwijl laatstgenoemde van 1939 tot 1943 lid van de raad van toezicht was en van 1943 tot heden voorzitter van dit college; daar voor oprichter en kassier van de Coöperatieve Boerenleenbank Kesteren-Opheusden. Beiden ontvingen een aandenken. Daarna voerden nog vele personen het woord. Hoogte punt van de bijeenkomst vormde ongetwijfeld de uitreiking van een Koninklijke Onderschei ding aan de heer Van Maanen, door burge meester Matser van Arnhem. Op de foto is dit moment vastgelegd. ARNHEM 207

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 9