Utrecht komen, ook vanuit Utrecht zoekt men
de provincies op om de voorjaarsringverga-
deringen bij te wonen.
Het zijn vooral deze ringvergaderingen die
gelegenheid bieden tot onderling contact.
Contact tussen banken uit eenzelfde gebied
en tegelijkertijd contact tussen deze banken
en de Centrale Bank. Het is daarom zo be
langrijk, dat er aan de voorbereiding van
deze vergaderingen zorg wordt besteed.
Vragen betreffende het beleid van de Cen
trale Bank of vragen over de taak en werk
wijze van de boerenleenbanken komen, als het
goed is, in de ringvergaderingen naar voren.
Zij kunnen daar worden besproken en voor
zover mogelijk beantwoord. Wanneer dit
laatste niet direct mogelijk is kunnen zij wor
den aangehouden om er een nadere studie
van te maken. De Centrale Bank verleent in
dat opzicht gaarne haar medewerking.
De ringvergaderingen vormen dus een
hoofdschakel tussen samenstellende delen van
onze organisatie. Op de laatstgehouden ver
gaderingen is dat ook weer gebleken. De vele
vragen en suggesties getuigden van een
warme belangstelling voor het werk, dat in
en door onze organisatie wordt verricht.
Hopelijk zal deze belangstelling ook in de
toekomst levendig blijven, want voor een
juiste uitoefening van de taken, waarvoor wij
ons in deze tijd zien geplaatst, is dat een on
misbare factor.
SPAARGELDEN EN KREDIETVERLENING
Bij de aangesloten banken vormen de
spaargelden de belangrijkste bron voor de
kredietverlening. Hieruit volgt dat het aan
trekken van spaargelden geen doel op zich is
maar middel om aan de vraag naar krediet
te kunnen voldoen. Een evenwicht tussen de
aanwas van de spaargelden en uitbreiding
van de kredietverlening komt jaarlijks zel
den voor.
Gewoonlijk is in de jaren met een sterke
groei van de spaargelden de stijging van de
kredietverlening van geringe omvang, terwijl
omgekeerd bij een grote vraag naar krediet
de spaargelden slechts in bescheiden mate
toenemen. Typische voorbeelden hiervan zijn
de jaren 1956 en 1958.
In het eerstgenoemde jaar bedroeg het
spaaroverschot 67 miljoen, terwijl de
kredietverlening met 131 miljoen toenam.
Hierdoor was het noodzakelijk de kredietver
lening af te remmen zodat deze in 1957
slechts steeg met 51 miljoen, welk bedrag
kon worden gefinancierd met het spaarover
schot van 67 miljoen. In 1958 is het beeld
totaal gewijzigd, de spaargelden namen in dit
jaar toe met 263 miljoen, doch de krediet
verlening onderging slechts een uitbreiding
met 26 miljoen. Ook in 1959 bleef de toe
neming van de kredietverlening ten bedrage
van 156 miljoen ten achter bij het positief
spaarsaldo van 272 miljoen, doch in 1960
werd door een aanwas van de spaargelden
met 215 miljoen en een stijging van de
kredietverlening ten bedrage van 182 mil
joen een evenwichtiger beeld verkregen.
In de eerste vier maanden van 1961 be
reikte de groei van de spaargelden met
66 miljoen eenzelfde niveau als in de over
eenkomstige periode van het topjaar 1959.
De kredietverlening nam evenwel toe met
79 miljoen tegen 39 miljoen in de eerste
vier maanden van 1959 en 44 miljoen in
dezelfde maanden van 1960.
Bij een voortzetting van de huidige ont
wikkeling van spaargelden en kredietver
lening zal in dit jaar, evenals in 1956, het
spaaroverschot niet toereikend zijn om de
uitbreiding van de kredietverlening te finan
cieren. Het ten opzichte van de jaren voor
1958 aanzienlijk hoger niveau van de bespa
ringen en de in de jaren 1958 en 1959 bij de
Centrale Bank gedeponeerde onbelegde
spaargelden stelt de aangesloten banken
thans in het algemeen echter nog in staat ook
aan de sterk gestegen vraag naar kredieten
en voorschotten te voldoen.
INVALIDITEITSPENSIOEN VOOR HET
PERSONEEL VAN ONZE BANKEN
Hoe staat het met de „regeling invalidi
teitspensioen personeel aangesloten banken",
welke wij onder het hierbovenvermelde kopje
in de eerste Raiffeisen-Bode van dit jaar
hebben geïntroduceerd? Wij zijn blij te kun
nen mededelen, dat de regeling kennelijk bij
onze banken is aangeslagen en in een be
hoefte blijkt te voorzien. De meerderheid van
de banken heeft reeds besloten tot de rege
ling toe te treden, waardoor voor honderden
personeelsleden een goede voorziening in ge
val van invaliditeit getroffen is. Gelukkig
kunnen wij eveneens berichten, dat het nog
203