heid kan behouden, die voor de leefbaarheid een voorwaarde is. Maar dit houdt ook in het scheppen van mogelijkheden voor goed onderwijs, beroeps keuze, beroepsopleiding, cultureel leven en recreatie. En voor het agrarisch bedrijf, naast technische voorlichting, bedrijfseconomische voorlichting. Dit om enkele aspecten te noemen. Ook de Europese Commissie geeft in haar landbouwvoorstellen deze wijde inhoud aan het begrip structuur. In deze voorstellen wijst zij op een factor, die een krachtige aanpak van de structuurverbetering extra noodzake lijk maakt. De structurele gebreken in de verschillende landen zijn nl. vaak min of meer verborgen gebleven door de bescher mende landbouwpolitieke maatregelen. Wan neer deze bescherming bij de totstandkoming van de gemeenschappelijke markt wegvalt zullen door de concurrentie deze verborgen tekortkomingen en dus de regionale verschil len duidelijk aan het licht komen, terwijl bovendien door de verwachte snelle algemene welvaartsverbetering ten gevolge van de werking van de Euromarkt de ongelijkheden nog zullen toenemen. Welke rol nu zal het Europese orgaan in zake het gemeenschappelijke structuurbeleid spelen? In haar ruime interpretatie ligt haar kracht niet alleen, nl. door het reëel stellen van de problematiek, doch tevens haar zwak heid. Want het structuurbeleid in deze zin, met zijn veelheid van facetten, vooronderstelt de mogelijkheid van een op elkaar afgestemd optreden van een aantal beleidsorganen, wil deze grootse aanpak succes kunnen hebben. Niet alleen verschillende overheidsinstanties, op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, doch eveneens maatschappelijke organisaties men denke aan de landbouworganisaties hebben hier een onontbeerlijke taak. Het Europese Orgaan zit niet alleen te ver van het probleem af, het mist tevens de bevoegd heden, de kracht, althans in het huidige stadium, om deze veelomvattende taak met een redelijke kans op succes uit te voeren. De landbouwvoorstellen gaan dan ook terecht van het beginsel van decentralisatie uit: de verantwoordelijkheid blijft bij de nationale regeringen.De Europese Commissie zelf zal in eerste instantie een coördinerende functie hebben om te bereiken dat de afzon derlijke maatregelen der lid-staten ook metterdaad afgestemd zijn op het algemene gemeenschappelijke beleid. Daarnaast zal de commissie jaarlijks een rapport opstellen waarin de resultaten van het structuurbeleid in de onderscheiden landen met elkaar zullen worden vergeleken. Op grond hiervan zal zij voorts voorstellen doen tot het nader tot elkaar brengen van het beleid van de ver schillende landen. Verder zal dit rapport aanbevelingen bevatten om te komen tot een intensivering van de activiteiten van de landen op het gebied van het structuurbeleid. Een belangrijk onderdeel van het gemeen schappelijk structuurbeleid zullen de finan ciële middelen vormen, die de Europese Commissie door middel van een speciaal daartoe op te richten Europees Structuur fonds wil aanwenden teneinde de aanpassing van de landbouwstructuur te stimuleren. Het is niet de bedoeling, dat deze middelen in de plaats komen van de financiële inspanningen, die de regeringen zich zelf reeds getroosten, doch dat zij een aanvullend karakter zullen hebben teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de bijzondere gevolgen van de invoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Gedacht wordt aan extra maatregelen voor de gebieden, die een grote achterstand heb ben in te halen (Zuid-Italië!) en die door de invoering van de gemeenschappelijke markt extra moeilijkheden kunnen verwachten. Bij de verschillende vormen van activiteit, die dit fonds zal kunnen ontplooien is reke ning gehouden met de wenselijkheid van coördinatie met de werkzaamheden van het Europees Sociaal Fonds (steun aan degenen die uit de landbouw naar een ander beroep overgaan) en de Europese Investeringsbank. Het fonds zal financiële steun verlenen a fonds perdu, hetzij om de rentevoet te ver lagen, hetzij om de aflossingstermijn te ver lengen van leningen ter financiering van de structuurverbetering. Deze leningen kunnen zowel afkomstig zijn van de Europese Inves teringsbank als van officiële of particuliere instellingen. Zoals b.v. landbouwkredietin stellingen. De commissie gaat er van uit, dat het fonds voor het vervullen van zijn op dracht voor een investeringsbedrag van 360 miljoen zal moeten bemiddelen. Wordt de rentevoet met 4 °/o verlaagd, dan zal het eerste jaar ongeveer 14,5miljoen nodig zijn. 236

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 38