STRUCTUURBELEID IN DE E.E.G. Een ieder die geen volslagen vreemdeling is binnen de poorten van het agarisch Jeru zalem zal het niet verbazen, dat het struc tuurbeleid, naast markt- en prijsbeleid, handelspolitiek en sociaal beleid, een funda menteel onderdeel vormt van de voorstellen voor een E.E.G.-landbouwpolitiek. Immers, volgens het Verdrag van Rome is een van de voornaamste doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid het inkomen van de agrarische werker te ver hogen en in het algemeen de landbouwbevol king een redelijke levensstandaard te ver zekeren. Dat deze doelstelling niet door markt- en prijsbeleid alleen kan worden bereikt, zeker niet voor lange termijn, doch dat hiertoe een krachtig structuurbeleid mede een belangrijke voorwaarde vormt, is in de landen zelf reeds gemeengoed geworden, zij het dat voor het structuurbeleid veelal nog niet die plaats is ingeruimd, die het toekomt. Een voorname oorzaak van het achterblijven van het in komen in de landbouw vergeleken met de andere economische sectoren is gelegen in de structurele tekortkomingen, die vaak het agrarisch produktieproces aankleven: teveel arbeid, versnippering van de grond, verspreid liggen van de kavels, verouderde bedrijfs inrichting, slechte wegen, gebrekkige water huishouding, enz. Hierdoor wordt de ontwikkeling van de produktiviteit belemmerd, terwijl de opvoe ring van de produktiviteit juist een essentiële voorwaarde voor de verhoging van het in komen is. Noodzaak is derhalve de verbetering van de landbouwstructuur, waardoor de land bouwbedrijven in staat gesteld worden ge bruik te maken van de vooruitgang van de landbouwtechniek en aldus moderne bedrijfs vormen te scheppen met hoge produktiviteit, die door een soepele aanpassing aan de ont wikkeling van de markt een bevredigend in komen kunnen verwerven. Aan deze voor waarde is echter niet voldaan, wanneer men zich beperkt tot een technische structuurver betering, zoals herverkaveling, wegenaanleg en verbetering van de waterhuishouding. Denkt men aan factoren als de noodzakelijke afvloeiing van arbeidskrachten, toepassing van moderne landbouwmethoden, die een „moderne" mentaliteit en scholing van de boer vereisen, dan blijkt een ruimer struc tuurbeleid geboden. De doelstelling kan alleen met succes worden bereikt wanneer de verbetering van de landbouwstructuur wordt ingepast in de algemene sociaal-economische ontwikkeling van de gebieden, de platte landsgebieden, die bij de ontwikkeling van de stedelijke, industriële centra in welvaart zijn achtergebleven. Hier vinden we een raakpunt van het landbouwbeleid met het algemene sociaal-economische beleid, dat gericht is op een evenwichtige economische expansie, het geen inhoudt, dat de ontwikkeling van econo misch zwakke gebieden door speciale voor zieningen wordt bevorderd. Deze doelstelling vinden we eveneens terug in het E.E.G.-verdrag. Het structuurbeleid zal alle elementen moeten bevatten, die de agrarische bevolking in staat stellen hun levens- en werkomstan digheden aan te passen aan de ontwikkeling die in de maatschappij plaats vindt. Dit be tekent, naast de technische verbetering van de produktievoorwaarden, ontsluiting van het gehele platteland door verbetering van, wat men pleegt te noemen, de sociale en economische infrastructuur: het leefbaar maken in moderne zin van deze gebieden. Dit houdt in regionale industrialisatie, zodat de arbeidskrachten, die noodzakelijker wijs moeten afvloeien, ander emplooi in hun onmiddellijke omgeving kunnen vinden, waardoor het platteland de bevolkingsdicht- 235

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 37