Ik ben hiermede gekomen aan het einde
van mijn beschouwingen over het spaar
wezen. Het is verheugend, dat in ons land
zulk een goede spaarzin aanwezig is, want
voor de financiering van de investeringen is
dit van grote betekenis. Hoe de ontwikkeling
van het sparen zich in de toekomst zal
voltrekken, is niet te zeggen. Wanneer het
regeringsbeleid mede gericht blijft op hand
having van de waardevastheid van de gulden
en de bij het sparen betrokken financiële in
stellingen ernstig streven naar handhaving
van de orde op de spaarmarkt, kunnen wij de
toekomst met optimisme tegemoet zien. Wel
wordt van ons een grote krachtsinspanning
gevraagd om aan de toegenomen concurren
tie het hoofd te bieden. In het afgelopen
jaar hebben de boerenleenbanken de andere
spaarinstellingen niet kunnen bijhouden. De
R.P.S. en de algemene spaarbanken boekten
een groter spaaroverschot dan in 1959 in
tegenstelling tot de boerenleenbanken. Wij
zullen daarom werkzaam moeten zijn en
voortdurend attent moeten blijven op moge
lijkheden spaargelden aan te trekken. Ik mag
er op vertrouwen, dat u, bestuurders, toezicht
houders en kassiers van boerenleenbanken,
niet zult schromen een activiteit aan de dag
te leggen, die kan strekken tot de groei en de
bloei van uw plaatselijke banken en daarmee
van de organisatie als geheel.
Naar aanleiding van de rede van de heer
Manschot werden twee vragen gesteld door
de heer G. J. A. Meijer, kassier van de
Raiffeisenbank Babberich.
van hoge rente van bepaalde bedragen op spaar
rekening, van een handelsbank nog geen spaarbank
wordt gemaakt. Enerzijds niet, omdat de hoge rente
vergoeding een zeker wantrouwen ten aanzien van
het spaargeldkarakter van dit spaargeld rechtvaar
digt en anderzijds niet, omdat de omvang der reke-
ning-courantsaldi zo overwegend haar stempel op de
handelsbanken drukt, dat zelfs de spectaculaire aan
was van de spaargelden bij deze instellingen in de
laatste jaren hun karakter nauwelijks heeft aange
tast.
Bij de gezamenlijke handelsbanken bedroeg einde
1960 het spaargeld slechts 11 °/o van de toevertrouwde
middelen, bij de landbouwkredietbanken 87 °/o.
Een geheel ander onderwerp uit de spaarwereld
trekt nog onze aandacht, namelijk de betekenis van
het sparen voor de bezitsvorming. Is het spaarbank
boekje nog wel een goede beleggingsvorm, nu de
gedachte van bezitsvorming met steeds meer nadruk
naar voren komt? De Commissie Bezitsspreiding zegt
hierover in haar rapport, dat in 1955 verscheen, dat
het spaarbankboekje als nadelen heeft, dat het geen
garantie geeft tegen ontsparing, terwijl bovendien de
reële waarde van het tegoed geheel afhangt van de
schommelingen in het algemene prijsniveau. Toch
acht de commissie het spaarbankboekje voor de be
zitsvorming van primaire betekenis, omdat de vorming
van duurzaam bezit met het eenvoudig op zij leggen
van een gedeelte van het inkomen begint. Daar komt
volgens de commissie nog bij, dat het regelmatig
op zij leggen van nieuwe bedragen een voor de be
zitsvorming onontbeerlijke mentaliteit aankweekt.
Het komt ons voor, dat inderdaad aan het spaar
bankboekje een essentiële rol kan worden toebedacht
in het proces van bezitsvorming. Van de zijde van de
overheid en het bedrijfsleven vindt dit reeds erken
ning in de vorm van de jeugdspaarregeling, ambte-
narenspaarregeling en bedrijfsspaarregelingen. Of
het mogelijk zal zijn ook een algemene, voor iedereen
geldende premiespaarregeling in het leven te roepen,
zal moeten worden afgewacht. Eén van de meest
aantrekkelijke kanten van het spaarbankboekje is,
dat het een algemeen verantwoorde vorm van bezit
is. Het past bij iedereen en ook is het een bezitting,
die aan iedereen een grote psychische voldoening
schenkt. Men wordt er in financieel opzicht daad
werkelijk onafhankelijker door. Bovendien is het zeer
eenvoudig te beheren: men heeft er geen specialisten
voor nodig en men loopt geen risico's. Het spaar
bankboekje als bezitsvorm verdient dan ook bijzon
dere aandacht.
Er zijn volgens de heer Meijer nog veel contante
middelen, die in huis blijven liggen en nooit op een
spaarbank of welke bank ook terecht komen. Zijn
eerste vraag is: hoe kunnen wij het sparen aantrek
kelijker maken?
Aandacht voor de sprekers.
De tweede vraag betrof de opmerking van de heer
Manschot, dat men principieel onderscheid moet
maken tussen een spaarrekening en een rekening
courant. De heer Meijer vraagt zich af of het wel
verstandig is dit onderscheid tegenover een nieuwe
spaarder zo streng te handhaven. Is het voor de bank
222