Werp" naderen, dat gemakkelijk felle economische en
Tegenwoordig hoort men vaak de vraag
stellen „Past de landbouw zich voldoende
aan? Indien ik deze vraag enigszins wijzig
in „Past het landbouwkrediet zich voldoende
aan?" hebt u in enkele woorden het probleem
en de opgave voor onze organisatie voor u
liggen. In de landbouw voltrekt zich een
stormachtige ontwikkeling, die met woorden
als mechanisatie, bedrijfsvergroting, ruilver
kavelingen, nieuwe bedrijfsgebouwen, weg
vloeiende arbeidskrachten en loonsverhogin
gen, moderne bedrijfssystemen e.d. enigszins
kan worden aangeduid. Het is de algemene
overtuiging, dat deze ontwikkeling alleen dan
tot een goed einde gebracht kan worden, in
dien onze boeren en tuinders voldoende
kredietmogelijkheden ter beschikking hebben.
Deze kredietmogelijkheden zullen voor een
aanzienlijk gedeelte door de landbouwkre-
dietorganisaties moeten worden geschapen.
Naar aanleiding van het verleden jaar ver
schenen rapport van de Commissie Land
bouwkrediet is onze organisatie in het afge
lopen jaar dan ook druk doende geweest de
noodzakelijke conclusies te trekken uit de
eisen, die door de landbouw aan ons zullen
worden gesteld. Andere sprekers zullen hier
op waarschijnlijk nog nader ingaan, doch ik
kan u verzekeren, dat wij tegenover de land
en tuinbouw onze taak zullen blijvenverstaan,
juist ook onder de moderne, zich steeds
wijzigende omstandigheden. Er is een
„urgentie-programma" opgesteld, dat aan
onze banken in de naaste toekomst zal wor
den voorgelegd. Op deze wijze is er momen
teel in onze organisatie sprake van een
duidelijke aanpassing van het landbouw
krediet, vooral ook wat de kredietverruiming
betreft. Met dankbaarheid mogen wij consta
teren, dat onze organisatie de nodige soepel
heid bezit, om zich telkens weer te vernieu
wen en zo nodig andere, nieuwe wegen te
gaan in het belang van onze cliënten. Moge
deze bereidheid tot vernieuwing kenmerk
van een gezonde organisatie altijd blijven
bestaan.
en de stabiliteit van het prijsniveau ten volle konden
worden gerealiseerd. Het derde doeleinde, nl. het
betalingsbalansevenwicht, kon echter, aldus de Pre
sident van de Nederlandsche Bank, nog niet worden
benaderd. Het aanhoudende grote betalingsbalans
overschot schept het potentiële gevaar van een te
grote verruiming der liquiditeiten, waardoor het even
wicht van onze economie kan worden verstoord. Deze
dreiging, gevoegd bij de u allen bekende overspan
ning van de arbeidsmarkt, maakt, dat ook voor de
toekomst de bewaring van het noodzakelijke even
wicht van het grootste belang zal zijn. In dit kader
gezien moet, naar mijn mening, de onlangs plaats ge
vonden revaluatie van onze gulden positief worden
gewaardeerd.
Levert dus onze economie in het algemeen een
zonnig beeld op, een detailopname van onze agra
rische sector wijst aan, dat er ook schaduwzijden zijn.
De produktieresultaten van onze land- en tuinbouw
waren weliswaar zulks ondanks de ongunstige
weersomstandigheden in 1960 goed te noemen,
vooral wat de kwantiteit betreft, doch de structurele
moeilijkheden, waarmede onze landbouw te kampen
heeft, duren nog onverminderd voort. Dit heeft tot
gevolg, dat onze landbouw als geheel genomen, het
opwaartse tempo van onze industrie niet bij kan
houden. Vooral de afzetmoeilijkheden in de akker
bouw- en zuivelsector worden steeds klemmender,
terwijl ik het woord „garantieprijzen" maar behoel
te noemen en u voelt allen, dat we een „heet onder-
ook politieke discussie kan uitlokken.
Voor deze verlokking, dames en heren, zal ik thans
niet bezwijken. Als voorzitter van onze raad van
toezicht heb ik andere onderwerpen te behandelen,
die weliswaar niet zoveel tegenstellingen oproepen
als de landbouwpolitiek, maar daarom niet minder
onze belangstelling verdienen. Ik moge daarom
enkele van de punten aanstippen, die van belang zijn
voor de beoordeling van de positie en de toekomst
van onze organisatie.
Prof. MincLerhoud geeft toelichting of> het jaarverslag.
210