waarde in het maatschappelijk bestel. Bij onze boerenleenbanken-dorpsbanken wordt heel begrijpelijk de plaats van de boer centraal gesteld. De bank is er terwille van de boer. Wanneer er nieuwe bestuursleden of leden van de raad van toezicht moeten worden ge kozen, wordt er terdege rekening mee ge houden, dat de agrariërs in de meerderheid blijven. Op ledenvergaderingen ziet men dan een zekere rivaliteit tussen boer en burger. Gaat het echter over de opbouw en uit breiding van vele onzer banken, dan wordt de plaats van de boer ineens veel minder be langrijk. Hoe langer hoe meer spaargelden komen van niet-agrariërs en in logische wis selwerking gaat bij vele banken de krediet verlening ook meer de niet-agrarische rich ting uit. Dit gaat al vaak zover, dat men uit overwegingen van nuttigheid de naam van de bank wijzigt in Raiffeisenbank, daarmee aangevend dat de bank er niet alleen is voor de boer, maar voor iedereen. Deze ontwikkeling is een gevolg van de economische veranderingen, die vooral na de oorlog in revolutionair tempo plaats vinden. De tweede industriële revolutie is in volle gang. Door de ontwikkeling van de techniek komen er heel andere bedrijven en vindt er een sterke concentratie van bedrijven plaats en een toenemende verstedelijking. Het moderne verkeer kent geen afstanden meer en daardoor verdwijnen de geïsoleerde gemeenschappen. Het percentage van de bevolking, dat direct bij de landbouw betrokken is, wordt kleiner. Met deze feiten moeten wij rekening houden. Doen wij dit niet, dan gaan wij achteruit. Vele van onze banken hebben zich een voudig aangepast aan deze gewijzigde om standigheden en zijn er wèl bij gevaren. Andere banken hielden vast aan het oude en bleven boerenleenbank in enge zin, min of meer geleid door emotionele overwegin gen, maar met de beste bedoelingen. Dit hing natuurlijk voor het grootste gedeelte af van de activiteit van de desbetreffende kassier. Vandaar zulke grote verschillen bij onze ban ken in grote plaatsen. Naar mijn mening moeten wij ons echter niet in de eerste plaats laten leiden door ge- voelsmotieven noch door utiliteitsoverwe gingen. Wanneer het gaat over de vraag: Boeren leenbank of Raiffeisenbank, dan moeten wij ons m.i. in de eerste plaats afvragen uit welk grondprincipe onze banken zijn gesticht. Hieraan is de naam Raiffeisen onafschei delijk verbonden. Raiffeisen werd in zijn tijd geconfronteerd met bittere armoede en financiële misstanden op het platteland. Voor Raiffeisen was het eenvoudig een kwestie van christelijke naastenliefde om de arme dorpsgemeenschap door onderlinge hulpverlening meer geluk en welvaart te schenken. Aan de ene kant waren er mensen, die wel over middelen beschikten, maar die deze middelen niet veilig en rendabel konden be leggen. Aan de andere kant waren er mensen die geen middelen bezaten en toch krediet waardig waren om deze vruchtbaar in hun bedrijf aan te wenden. Tussen deze groepen wist Raiffeisen een brug te slaan, de Raif feisenbank. Hoe hij dit op zakelijk verant woorde wijze deed, is bekend. Het is niet nodig de technische werkwijze van onze banken hier uiteen te zetten. Zo is Raiffeisen een van de grote bruggen bouwers uit de historie. Het is de moeite waard om zijn naam in onze banken te ver eeuwigen. Bij Raiffeisen stond de coöperatie, de samenwerking tussen bedrijfs- en dorps genoten voorop en niet in de eerste plaats de boer. In de nood is het principe van Railfeisen wel het eerst toegepast door de boerenstand. Vandaar de naam boerenleenbank. Nu echter de omstandigheden zich wijzigen, verdient m.i. de naam Raiffeisenbank de voorkeur. Elke bank is natuurlijk min of meer een brug tussen geldgever en geldnemer, maar nooit zo doelbewust als een Raiffeisenbank. De aan haar toevertrouwde gelden worden in de eerste plaats gebruikt om de eigen ge meenschap te dienen door vruchtbare krediet verlening in die gemeenschap. In deze tijd van welvaart en weelde spreekt dit de mensen misschien minder aan. Toch kunnen onze banken op basis van de Raif- feisen-beginselen nog welbewust een brug zijn tussen vele mensen, uiteraard aangepast 191

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 33