DE IDEE VAN RAIFFEISEN IN ONZE TIJD „Naar mijn vaste overtuiging is er slechts één middel om de sociale en vooral ook de economische toestanden te verbeteren, nl. door de christelijke principes in vrije coöpe raties tot gelding te brengen. Deze uitspraak, welke wordt gevonden in een brief die Friedrich Wilhelm Raiffeisen in 1882 aan Graaf Solms-Laubach schreef, geeft, zo kort mogelijk samengevat, het levenswerk van Raiffeisen weer. Friedrich Wilhelm Raiffeisen, de eenvou dige dorpsburgemeester uit het „Wester- wald", had de nood van zijn tijd, in het bijzonder van de plattelandsbevolking, met een onaantastbare duidelijkheid doorzien. Verre van daarbij te blijven stilstaan, had hij echter met een unieke en voor ons moderne mensen nauwelijks meer te begrijpen wils kracht ook zijn gehele leven aan de overwin ning van die nood gewijd. En afgemeten aan het resultaat van zijn bemoeiingen, heeft Raiffeisen inderdaad de grondslag gelegd voor één van de grootste economische, maar ook sociale werken van de wereld. Toen Friedrich Wilhelm Raiffeisen in het jaar 1845 tot burgemeester van Weyerbusch in het „Westerwald" benoemd werd, bevond de boerenstand zich aan het begin van een nieuwe tijd. Juist in die decennia vielen in grote delen van het Duitse spraakgebied de laatste ketenen van onvrijheid en afhanke lijkheid van landheren en van willekeur van het vorstendom weg. Tot dan toe was de boer niet vrij geweest, hoewel hij in tijden van nood aanspraak op hulp en ondersteuning kon laten gelden. Thans overviel hem echter de concurrentie van de wereldmarkt, lokten de aanbiedingen van de opkomende industrie, werd hij geconfronteerd met belasting- en andere geldvorderingen. Temidden daarvan stond de boer als individu geïsoleerd en zon der ruggesteun. De boer had geld en nog eens geld nodig. Om echter aan inkomsten te komen, moest hij eerst zijn boerenbedrijf ver beteren. Wie zou hem echter tot dat doel kapitaal verschaffen! Hier bood zich als enige geldgever de kleine handelaar aan, die van boerenerf tot boerenerf trok en in alles handelde wat de boer nodig had: kleding en huisraad, ge reedschappen en vee, doch het liefst in geld en land omdat daarmede de grootste winsten te maken waren. In dat tijdperk, waarin slechts het streven naar gewin de economie beheerste, kwam het vrijwel onvermijdelijk voor, dat de handelaar de boeren zonder enig gewetensbezwaar uitbuitte. Door de geld- en landwoeker werden de boeren al spoedig als een soort schuldslaven in een nog wredere toestand van afhankelijkheid gebracht dan onder de vroegere rechtsonvrijheid het geval was geweest. Wie de leniging van deze nood slechts uit berekening had willen aanpakken, liet het voornemen daartoe al spoedig varen, want deze moeite leverde bij een redelijke, niet op uitbuiting gerichte bereidvaardigheid, niets op. Een dergelijke helper moest dan ook een diepe liefde voor de in nood geraakte mede mens bezitten, en zich niet laten afschrikken door tijdelijke mislukking en ondank. Wilhelm Raiffeisen bezat beide hoedanig heden, een klare, nuchtere en zakelijke zin zowel als een christelijke geloofshouding, en wilde daarvan ook metterdaad doen blijken. Toen de hongersnood van het jaar De vorige maand heeft onze Centrale Bank enige dagen dc gastheer mogen zijn van de heer Franz Braumann en zijn echtgenote. Franz Braumann is de Oostenrijkse auteur, die verleden jaar een roman over Raiffeisen geschreven heeft. Wij hebben in ons oktobernummer van het vorige jaar een recensie van deze roman gepubliceerd. Het doet ons zeer veel genoegen dat wij thans een artikel van de heer Braumann mogen plaatsen. Deze kenner bij uitstek van de geestelijke grondlegger van onze organisatie geeft in dit artikel zijn indringende visie op de betekenis van Raiffeisen voor onze tijd. 170

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 12