De waarde van de uitvoer van tuinbouw-
produkten bedroeg in 1960 bijna I mil jard.
Dit is ongeveer een kwart van de zuivere
Nederlandse agrarische export, dus van
produkten van eigen bodem. Het aandeel
van de tuinbouw wordt steeds groter. De te
verwachten stijging van de totale landbouw-
uitvoer voor 1961 komt geheel op rekening
van de tuinbouw.
De totale waarde van de tuinbouwpro-
duktie is van plm. 600 miljoen in 1959 ge
stegen tot bijna 1.200 miljoen in 1960. In
nog geen tien jaar is de produktiewaarde van
de tuinbouw dus verdubbeld en heeft het peil
van de akkerbouwsector bereikt.
Pluimveehouderij
Op een wel ietwat eigenaardige wijze heeft
in de pluimveehouderij de vrijheid, wat be
treft het aantal aan te houden kippen, weer
zijn beslag gekregen. De pluimveeregeling
welke nog stamt uit de crisisjaren van
voor de oorlog had enerzijds ten doel een
overproduktie van eieren te voorkomen en
tegelijkertijd de pluimveehouderij in belang
rijke mate als peiler voor het gemengde be
drijf te reserveren. Reeds eerder hebben wij
in deze kroniek gewezen op het gevaar van
verstarring van een dergelijke regeling,
welke de zo noodzakelijke aanpassing zou
kunnen belemmeren. Wil onze pluimvee
houderij zijn vooraanstaande plaats behoud-
den dan zullen we de concurrentie het hoofd
moeten kunnen bieden. Daarvoor zullen we
zo goed en goedkoop mogelijk kunnen
leveren. Gezien ook de ontwikkeling in het
buitenland zal men met grotere eenheden
moeten werken. Dit past ook in de ontwikke
ling van de z.g. ontmenging van de gemeng
de bedrijven, waarbij men zich op een
bepaalde bedrijfstak gaat specialiseren.
De pluimveeregeling was goed in de crisis
tijd toen voor het gemengde bedrijf bepaalde
inkomsten bewaard moesten blijven. In een
tijd ook, dat de boerin door het betrekkelijk
lichte werk van de kippenhouderij haar aan
deel in het gezinsinkomen kon bijdragen.
Sinds de boerin zich bewust is geworden meer
vrouw in het gezin dan arbeidster op het be
drijf te zijn, past het niet meer de pluimvee
houderij te zien als bijverdienste op het
bedrijf.
Er is echter veel veranderd in de land
bouw. Grotere eenheden en specialisatie
kunnen vele voordelen bieden. Om de ont
wikkeling nader te kunnen bestuderen gaf het
Produktschap voor Pluimvee en Eieren, dat
de kippenhouderij regelt, reeds aan enkele
bedrijven vergunning meer kippen te houden
dan het maximum van 750 stuks. Van deze
pluimveebedrijven zou de kostprijs van de
eieren worden nagegaan, met de bedoeling
daarop het beleid van de toekomst te bouwen.
Het aantal aanvragen voor een extra vergun
ning bleek echter groter dan men wenste uit
te geven. Enkele teleurgestelde aanvragers
gingen in beroep. Tot veler verrassing ver
klaarde het College van Beroep dat het
Produktschap niets te maken heeft met het
aantal kippen dat iemand mag houden.
Immers, het Produktschap mag zich niet
bezighouden met de vestiging, uitbreiding en
stillegging van ondernemingen. Het mag dus
aan niemand verbieden de kippenhouderij
uit te breiden.
Hoewel het georganiseerde bedrijfsleven
voor de volledige vrijheid in deze bedrijfstak
nog niet rijp was, kan de pluimveehouderij
zich thans toch onbelemmerd ontwikkelen.
Dit betekent niet, dat de de pluimveehouderij
verloren dreigt te gaan. Integendeel, de vrij
heid biedt juist nieuwe mogelijkheden. Wam
neer men nieuwe inzichten ook in technisch
opzicht weet te aanvaarden dan zal de
vakbekwame bedrijfspluimveehouder kunnen
profiteren van mogelijkheden tot vergroting
van zijn kippenstapel. Wanneer zulks kan
leiden tot verbetering van de kwaliteit en
verlaging van de kostprijs dan zal daardoor
de positie van deze zo uitermate belangrijke
bedrijfstak, ook in een vrijer wordend han
delsverkeer in West-Europa, verder worden
versterkt.
Weliswaar heeft het Produktschap in een
spoedvergadering nog een nieuwe verorde
ning gemaakt om toch enigermate paal en
perk te stellen aan een eventuele ongelimi
teerde uitbreiding van de Nederlandse
pluimveestapel, door het maximum aantal
kippen per bedrijf op 1500 te stellen. De
minister keurde deze verordening echter niet
goed, en wel omdat deze verordening de
rechtszekerheid zou aantasten. Men had nl.
de in de wet vastgelegde mogelijkheid van
beroep willen uitsluiten.
159