KRONIEK VAN LAND- EN TUINBOUW revaluatie: lager exportprijspeil (f 100 miljoen), goedkopere invoer en meer concurrentie op exportmarkten. grotere afhankelijkheid van overheidsbijdragen. landbouw struikelblok bij verwezenlijking Euromarkt. overbrugging verschillend f>rijspeil door intra-heffingen vereist coördinatie van markt organisaties. teleurstellend overleg over minimumprijzen. De revaluatie, de „opwaardering" van de gulden heeft een belangrijke plaats ingeno men op de frontpagina's van de landbouw- pers. De verhoging van de waarde van onze nationale munteenheid ten opzichte van die van de buitenlandse valuta's (behalve de Duitse mark) betekent dat de prijzen van de ingevoerde en geëxporteerde produkten, in guldens uitgedrukt, lager zijn geworden. Waar de Nederlandse landbouw in zo be langrijke mate afhankelijk is van de buiten landse markt, leidt de revaluatie voor de meeste agrarische produkten ook tot lagere binnenlandse marktprijzen. Alleen voor zover in het kader van het garantiebeleid bij enkele garantieprodukten de prijs is losgemaakt van het buitenlandse prijspeil (suiker en granen) ondervindt de boer hiervan niet direct na deel of wordt het grotere verschil, voor het gegarandeerde quantum, opgevangen door hogere toeslagen uit het Landbouw-Egali- satie-Fonds (melk, aardappelmeel). Door de revaluatie is de landbouw derhalve in nog sterkere mate afhankelijk geworden van overheidsbijdragen. Nadeel revaluatie Inmiddels is het duidelijk dat het nadelig effect van de getroffen maatregel op de con currentiepositie in het internationale han delsverkeer zich vooral zal doen gevoelen bij onze bodemprodukten, terwijl voor de veredelingsprodukten de zaak gunstiger ligt. Met name de varkenshouderij en de pluim veehouderij kunnen immers de grondstoffen de voergranen welke een belangrijk deel van de kostprijs uitmaken, tegen lagere prijs betrekken. Weliswaar worden deze gra nen bij import met een heffing belast (bij gerst thans zelfs 10,per 100 kg), doch daar staat tegenover ook een hoger restitutie bedrag bij uitvoer van varkensvlees en eieren. Voor de sectoren van de land- en tuinbouw waar een produkt van eigen bodem, zonder behulp van veel geïmpor teerde grondstoffen, voor de export wordt voortgebracht, zullen de gevolgen van de revaluatie gevoeliger aankomen. Met name valt hierbij te denken aan zuivelprodukten, de voor export bestemde „magere" suiker, aardappelen, vlas, tuinbouw- en sierteelt- produkten. Bij zuivel zullen de nadelige gevolgen grotendeels worden opgevangen door een hogere uitkering uit het L.E.F. in het kader van het garantiebeleid. Aangezien echter een steeds groter deel van de immer wassende melkstroom niet is gegarandeerd en voor export moet worden afgezet, zal ook de melkveehouder met een gemiddeld lagere opbrengst genoegen moeten nemen. Het is zeer de vraag of dit voldoende wordt gecom penseerd door een lagere voederrekening. In een globale berekening van het Land bouwschap wordt geschat dat onze agrarische export van 4700 miljoen door de revaluatie ongeveer 100 a 125 miljoen minder zal opbrengen. Bij deze raming is er rekening mee gehouden dat ongeveer 30 van onze totale agrarische export of 1400 miljoen naar Duitsland gaat. Aangezien de waar deverandering van mark en gulden dezeltde is zou deze export geen wijziging ondergaan. 121

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 7