gorieën werden verdeeld, t.w. harde of sterke valuta's (destijds alleen de dollars en vrije Zwitserse franken; algeheel inwisselbaar, óók tegen goud, met een naar verhouding grote koopkracht), de E.B.U.- en gelijkwaardige valuta's (onderling inwisselbaar alsmede, ten dele, tegen goud), en de zachte of zwakke valuta's (alle overige valuta's, uitsluitend bilateraal aanwendbaar in landen waar de goederenprijzen naar verhouding hoog lagen). Op deze waardering van de diverse valuta's gebaseerd, werd met name ook in ons land een door andere Westeuropese landen nogal eens bekritiseerd, doch overigens ingenieus systeem ontworpen en ingevoerd (het z.g. compensatierechtensysteem). Dit systeem had hoofdzakelijk ten doel te voorkomen dat de Nederlandse handel zou gaan inkopen in landen met een laag prijsniveau (dus in de landen van de harde valuta's) en verkopen naar landen met een hoger of hoog prijs niveau (dus in de landen van de E.B.U. en de zwakke valutalanden), hetgeen gepaard zou zijn gegaan met een onverantwoorde ver mindering van het Nederlandse bezit aan zwakke(re) valuta's (z.g. valutadeterioratie). Dit compensatierechtensysteem, dat ook nog andere, vooral voor de Nederlandse transito handel, gunstige aspecten had, werd enige jaren geleden, toen de Westeuropese valuta's in het goederen- en dienstenverkeer vrij in wisselbaar werden tegen de dollar, overbodig en dus ingetrokken. Ter toelichting op het gestelde sub. 2 moge dienen, dat de Westeuropese landen aan hun exporteurs uiteraard alle mogelijke facili teiten verleenden ter aanmoediging van de export naar de U.S.A. en van het binnen brengen van dollars. Zo werd b.v. in ons land en in Denemarken aan die exporteurs een z.g. exportbonus toegekend, welke in ons land 10 van de door hen binnengebrachte dol lars beliep. Deze z.g. exportbonusdollars (af gekort E.B.-dollars) werden in de boeken van een deviezenbank gecrediteerd op een spe ciale dollarrekening ten name van de betrok ken exporteur, ten laste van welke rekening de exporteur veel gevraagde goederen uit het dollargebied kon invoeren en tegen vrije prijsvorming aan een ander Nederlands ge gadigde kon verkopen. Daarvoor moest wel iswaar vergunning aan de Nederlandsche Bank worden gevraagd, doch deze werd vrij wel steeds verleend. Dit was een voor de betrokken exporteur altijd voordelige zaak, welke in wezen echter hierop neerkwam, dat zich hier te lande, naast de officiële dollar- markt, een versluierde en min of meer „zwarte" dollarmarkt vormde, waarop dol lars (in de vorm van E.B.-dollars) in feite werden verhandeld tegen hogere koersen dan op de officiële dollarmarkt, hetgeen strijdig werd geacht met de beginselen van het In ternationaal Monetair Fonds. Vandaar dat het instituut van de E.B.-dollar na enige jaren onder internationale pressie werd op geheven. Zowel op het gebied van de handel in vorengeschetste compensatierechten als op het gebied van de handel in E.B.-dollars is de afdeling buitenland van de Centrale Bank vruchtbaar werkzaam geweest ten dienste van de clientèle van onze organisatie. Zoals bekend, is de internationale finan- cieel-economische situatie nadien steeds verder geëvolueerd. De U.S.A. stelden hun grenzen steeds meer open voor importen uit West-Europa, zodat de Westeuropese dollar en goudpositie sterk verbeterde, hetgeen aan leiding gaf tot opheffing van de E(uropese B(etalings) U(nie), in de plaats waarvan de E(uropese) M(onetaire) O(vereenkomst) werd gecreëerd met volledige inwisselbaarheid van de Westeuropese valuta's tegen de dollar en via de dollar tegen goud, echter uitsluitend en alleen in het goederen- en dienstenver keer. Sindsdien zijn echter ook de mogelijk heden in het internationale kapitaalverkeer verruimd. Op het gebied van het internatio nale handelsverkeer werden ook steeds meer beperkingen verzacht en/of opgeheven, mede gestimuleerd door de creatie en geleidelijke ontwikkeling van de Gemeenschappelijke Europese Markt respectievelijk van de Kleine Europese Vrijhandelszone, wier eventuele samensmelting, zoals bekend, momenteel nog een probleem van zowel financieel-econo- mische als politieke aard vormt. Overzien wij de internationale financieel- economische ontwikkeling van na de oorlog tot op heden, dan blijkt, dat de afdeling buitenland van de Centrale Bank, in haar werkzaamheid „aan den lijve" met die ont wikkeling geconfronteerd, zowel in technisch als praktisch opzicht op een rijke ervaring en goede staat van dienst kan bogen en derhalve 147

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 33