Aangaande dit beleid diende de Europese Commissie intussen op 30 juni bij de Raad van Ministers haar definitieve voorstellen, verpakt in een dik boek, in, nadat in het voorafgaande half jaar de gehele agrarische wereld zijn gedachten had geuit over de ont- werp-voorstellen. De voorstellen zijn in han den gesteld van een speciaal comité ter voorbereiding van de besluiten van de Raad van Ministers. Bedenkt men dat in deze voorstellen voor de overgangsfase zeer con crete data zijn genoemd, b.v. reeds voor het oogstjaar 1961/1962, dan zal voortvarend heid in de besluitvorming zijn geboden. Al hoewel begrijpelijk is dat een zekere aan loopperiode voor deze besluitvorming on misbaar is, kan men zich toch niet aan de indruk onttrekken, dat de Raad zich in de bekende positie van de kat ten opzichte van de hete brij bevindt. Inmiddels bleek op 20 december, dat naar de mening van de Raad, aan de op 12 mei gestelde voorwaarden was voldaan (dus ook voldoende vooruitgang met de beraad slagingen over de voorstellen voor het ge meenschappelijk landbouwbeleid), zodat op 1 januari 1961 de versnelling, ook voor de landbouw, in werking kon treden: een prin cipiële beslissing van groot belang, zij het dat de materiële resultaten zullen afhangen van de bereidheid van de lid-staten tot een werkelijk gemeenschappelijk landbouwbe leid. Als resultaat van de beraadslagingen over het landbouwbeleid kwamen op 20 de cember ter tafel van de Raad van Ministers een ontwerpverordening voor de toepas sing van bepaalde regels inzake de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwprodukten krachtens art. 42 van het Verdrag; een ontwerpbeschikking voor de vast stelling van de objectieve criteria voor het systeem van minimumprijzen (art. 43); de beginselen voor het heffingenstelsel tijdens de overgangsfase voor een aantal agrarische produkten. De eerste van het drietal moet gezien worden als een tegemoetkoming aan Duitse eisen voor versnelling van de landbouw- integratie. De bedoeling van deze verorde ning is bepaalde regels van mededinging, waarin het Verdrag voorziet, met spoed toe te passen op diè verschillen in concurrentie voorwaarden, die liggen op het gebied van de verwerkende industrie en de handel. Deze categorie omvat evenwel volgens schatting van de Europese Commissie hoog stens 5 van de z.g. distorsies, maatrege len die de concurrentie vervalsen. Het me rendeel, 95 derhalve, spruit voort uit ver schillen in nationale landbouwpolitiek en zal eerst in het kader van de totstandko ming van het gemeenschappelijk landbouw beleid kunnen worden aangevat. Wat de criteria voor de minimumprijzen betreft, deze blijken enige punten te be vatten, die de bezwaren die Nederland in het algemeen tegen het stelsel heeft enigs zins verzachten. In de eerste plaats staat de Europese Commissie op het standpunt dat het stelsel niet mag worden gezien als een integrerend onderdeel van een gemeenschappelijk land bouwbeleid, doch als een noodmaatregel tegen ongunstige gevolgen van de vrijma king van het onderlinge handelsverkeer tijdens de overgangsfase. Verder geeft de commissie duidelijk de voorkeur aan het stelsel waarbij geen grens- sluiting plaats vindt, terwijl voorts als basis voor de berekening van de hoogte der mini mumprijzen niet van de kostprijs doch van de marktprijs wordt uitgegaan. Hier liggen twee grote winstpunten boven het Bene- luxsysteem, waarmede Nederland zulke on plezierige ervaringen heeft opgedaan. Het is niet denkbeeldig, dat de meldings procedure, zoals voorzien, voor de dagpro- dukten van de tuinbouw moeilijkheden zal opleveren. De verordening is momenteel onderwerp van studie van een speciale werkgroep, waar naar het schijnt nog vele moeilijkheden rijzen die de definitieve vaststelling dezer criteria tegenhouden. Volgens het Verdrag evenwel De minimumprijzen mogen voor produk ten, waarvoor een gegarandeerde interven tieprijs bestaat, niet hoger liggen dan deze prijzen, voor de overige produkten niet ho ger dan 90 van de gemiddelde markt prijs gedurende de laatste 3 jaren. 144

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 30