onderlinge handelsbelemmeringen, dient het
overleg over het gemeenschappelijk land
bouwbeleid waarmee daadwerkelijk fei
telijk nog geen begin is gemaakt ook in
de naaste toekomst een centrale plaats in te
nemen.
Minimumprijzen
Dat dit overleg buitengewoon moeilijk
blijft is wel weer gebleken uit het weinig
bemoedigend, zo niet teleurstellend, verloop
van de laatste zitting van de E.E.G.-
ministerraad.
Reeds eerder was aanvaard, dat het
minimumprijzenstelsel tijdens de overgangs
periode zou kunnen dienen als maatregel aan
de grens ter voorkoming van import van
produkten, die marktverstorend zouden kun
nen werken. Nederland heeft met dit systeem
ervaringen kunnen opdoen in de Benelux,
die ons weinig enthousiast stemmen. Veel
hangt af van de normen, die voor de vast
stelling van de minimumprijzen worden
aangehouden. De E.E.G.-ministers zouden
daartoe criteria vaststellen. Men kon daarbij
echter op geen enkele wijze tot overeenstem
ming komen. Volgens minister Marijnen was
er ,,op één stuk tenminste klaarheid: we
weten dat we het volmaakt oneens zijn
Waar zo weinig toenadering kon worden
verkregen in de standpunten, lijkt het er haast
op dat de verwezenlijking van de E.E.G.
althans in de agrarische sector opnieuw
in een impasse is geraakt.
Engelse toenadering
Inmiddels schijnt de Engelse regering er
thans plotseling voor te voelen zich bij de
E.E.G. aan te sluiten. Zowel door druk van
de grote industriële ondernemingen als door
een parlementaire campagne schijnt de meer
derheid van het Engelse Kabinet van mening
te zijn, dat Engeland zowel om economische
als politieke redenen niet langer buiten de
Euromarkt kan blijven. Bij toetreding van
Engeland zouden echter bepaalde concessies
worden verlangd. Zo zou aan de landbouw-
produkten van het Gemenebest een prefe
rentie moeten worden verleend bij invoer in
het Verenigd Koninkrijk of, anders uitge
drukt, de invoer uit de andere partnerlanden
zou daarbij worden tenachtergesteld. Het
lijkt niet denkbeeldig dat, wanneer dit voor
Engeland wordt toegestaan, ook andere part
nerlanden voor de landbouw een uitzonde
ringspositie zouden verlangen. Met name
voor agrarisch Nederland zou zulks wel eens
zeer bezwaarlijk kunnen zijn.
Op 13 maart 1961 overschreed het totaal aan
ingelegde spaargelden bij de Coöperatieve
Boerenleenbank „Leek" de 10 miljoen.
Dit geschiedde na een inleg van de heer
K. S. Sikkema uit Midwolda, gemeente Leek.
Uiteraard liet men dit heuglijke feit niet onop
gemerkt voorbijgaan.
De gelukkige spaarder werd verrast met een
driedelig zilveren couvert, voorzien van een
inscriptie.
Op de foto zien we van links naar rechts de
heer G Meek, kassier, de heer Sikkema en de
heer H. G. Cazemier, voorzitter van het be
stuur.
Vermeld mag worden, dat de bank tezelfder
tijd haar 50-jarig bestaan herdacht, zodat het
bereiken van de 10 miljoen in de spaarbank
een prachtige afsluiting betekende van de
eerste 50 jaren.
LEEK
124