saties en de eventuele kredietconsulenten
van de Centrale Banken hun vaste plaats
innemen.
Het lijkt ons gewenst dat dit schema nog
eens terdege op zijn praktische bruikbaar
heid wordt getoetst. Vooral bij de voorlich
ting zal de nodige soepelheid betracht moe
ten worden. Een te starre competentie
afbakening tussen de verschillende voor
lichtingsorganen zou belemmerend op het
landbouwkrediet kunnen werken. Door re
gelmatig onderling overleg tussen de ver
schillende instanties zal overigens, naar wij
vertrouwen, de gewenste soepelheid ge
vonden kunnen worden.
Het pleit, dat de commissie voert voor
een goede boekhouding, kunnen wij vol
ledig onderschrijven. Kredietverruiming zal
slechts dan in betekenende mate kunnen
plaats hebben indien de kredietaanvragers
hun boekhoudkundige en bedrijfseconomi
sche gegevens kunnen en willen overleggen.
Deze oude wijsheid is treffend van toe
passing, indien een bank besluit door het
plaatsen van advertenties, het verspreiden
van foldertjes of door andere middelen
propaganda voor het sparen te maken.
Naar de toekomstige baten kan men slechts
gissen en het blijft altijd afwachten of de
baten zich wel in aanwijsbare vorm zullen
openbaren. Heel anders is het met de kos
ten. Deze zijn van de aanvang af concreet
aanwezig in harde cijfers, die maar al te ge
schikt zijn om de rust van degene, voor
wiens rekening zij komen, te verstoren.
Wij kunnen het dan ook eigenlijk wel be
grijpen, dat zich af en toe banken tot de
Centrale Bank wenden met het verzoek om
een financiële bijdrage in de kosten van
door hen gevoerde propaganda. Aanzien
lijke bedragen kunnen immers met adver
tentiecampagnes gemoeid zijn en een sub
sidie van de Centrale Bank zou daarbij
vanzelfsprekend welkom zijn.
Toch moeten de meeste van deze verzoe
ken worden afgewezen. Veelal gaat het
namelijk om een propaganda-actie, die zich
uitsluitend op lokaal niveau beweegt en
waarbij alleen de bank, die de subsidie aan
vraagt, geïnteresseerd is. Het ligt in het al
gemeen niet op de weg van de Centrale
Bank aan dergelijke beperkte acties steun
te verlenen. Daardoor zou immers de ene
bank bevoordeeld dreigen te worden boven
de andere. Steun van de Centrale Bank is
in principe alleen gewettigd indien de pro
paganda zich richt op een kring, die wijder
is dan de belangensfeer van een enkele lo
kale bank. In dit licht moeten ook de lan
delijke advertentiecampagnes gezien wor
den, die de Centrale Bank in het recente
verleden heeft gevoerd. Overigens wordt
elke aanvraag om subsidie op zijn eigen
merites beschouwd en zal steeds met de bij
zondere omstandigheden van het geval
rekening gehouden kunnen worden. Onze
banken zullen er echter goed aan doen de
hier geschetste algemene lijn in het oog te
houden bij het aanvragen van een bijdrage
van de Centrale Bank in de kosten van hun
propaganda.
Het propagandavoeren moet men beslist
niet zien als een kwestie van geld uitgeven
zonder meer. Integendeel, het is een onmis
baar onderdeel van het moderne bankbe
drijf geworden. De hele positie van de bank
is dikwijls bij een goede propaganda betrok
ken. Dit blijkt het duidelijkst, indien een
bank het mikpunt wordt van, gelukkig tot
dusver zeldzame, unfaire propaganda
methoden van een concurrent. Men kan en
mag dan niet altijd zwijgen, maar moet in
dat geval zelf met geëigende middelen de
publiciteit zoeken.
Een regelmatige, waardige propaganda
zal zeker zijn baten afwerpen, ook al val
len deze niet direct op. Met behulp van een
goede budgetering dient elk van onze ban
ken te streven naar een eigen, al is liet nog
zo bescheiden, propaganda-activiteit. De
kosten zullen dan zeker door de baten wor
den overtroffen.
STRUCTUURWIJZIGING?
De opvallende activiteit, die de handels
banken ontplooien om spaargelden aan te
trekken en het niet geringe succes, dat zij
daarbij hebben geboekt, doet de vraag opko
men in hoeverre hierbij sprake is van een
wijziging in de structuur van deze banken.
Niet te ontkennen valt, dat de handelsban
ken met hun nieuwe activiteit een terrein
DE KOST GAAT VOOR DE BAAT UIT
80