WAT ONS BEZIG HOUDT Hoewel de aangesloten banken hun be drijf niet voeren met het doel winst te ma ken, moet toch aan het bedrijfsresultaat de nodige aandacht worden besteed. Immers de bedrijfsomvang van de boerenleenban ken is in de laatste jaren niet onbelangrijk toegenomen, waardoor de noodzaak bestaat ook het eigen vermogen, dat bij de boeren leenbanken alleen in de vorm van reserves aanwezig is, verder te versterken. Niet alleen het resultaat maar ook de factoren, die hiertoe geleid hebben, zijn van belang, daar zij het inzicht in de bedrijfs voering kunnen verdiepen. Om deze rede nen worden de jaarstukken van de aange sloten banken met bijzondere belangstelling bezien en wordt tevens een vergelijking ge maakt met de resultaten van het vooraf gaande jaar. Op basis van de thans verwerkte jaar gegevens van 140 banken kan reeds een voorlopige indruk worden gegeven van de bedrijfsresultaten over 1960 in vergelijking met die over 1959. Bij de betrokken banken was de bedrijfswinst in 1960 J 2.185.000, terwijl deze bij dezelfde banken in 1959 1.734.000,was. Hierbij moet worden bedacht dat deze toeneming met 26 °/o mede veroorzaakt is door de vergroting van de bedrijfsomvang. Wordt met deze factor re kening gehouden door het bedrijfsresultaat uit te drukken als een percentage van het gemiddeld balanstotaal, dan blijkt ook re latief het resultaat over 1960 gunstiger te zijn dan dat in 1959, daar het 0,46 is tegen 0,41 in het voorgaande jaar. Deze verbetering met 0,05 ()/o is een ge volg van de stijging van de rentewinst met 0,06 en een toeneming van de netto-kos ten met 0,01 De stijging van de rentewinst is veroor zaakt door een vermeerdering van de rente baten met 0,14 en een stijging van de rentelasten met 0,08 De conclusie, die uit de beschikbare ge- gegevens kan worden getrokken, is, dat door de stijging van de rentewinst, die de toe neming van de netto-kosten belangrijk overtreft, de bedrijfsresultaten over 1960 gunstiger zijn dan die over het jaar 1959. De drie standsorganisaties van boeren en tuinders, die indertijd samen met de beide Centrale Banken de Commissie Land bouwkrediet hebben ingesteld, blijven ook na de verschijning van het rapport van deze commissie een verheugende belangstelling voor de problematiek van het landbouw krediet vertonen. Eén van hen, nl. de Ka tholieke Nederlandse Boeren- en Tuinders- bond heeft zelfs een eigen commissie inge steld, die in januari van dit jaar aan de K.N.B.T.B. een rapport heeft uitgebracht inzake de aanbevelingen, die in het rap port van de Commissie Landbouwkrediet op het stuk van de kredietverlening en de voorlichting zijn gedaan. Het rapport van de K.N.B.T.B.-commis sie houdt zich vooral bezig met de vraag op welke wijze de kredietverlening op middel lange termijn kan worden verruimd. De commissie is, naar onze mening terecht, van oordeel, dat deze kredietverruiming niet door middel van een op te richten afzonder lijke kredietinstelling moet plaats vinden, maar moet worden mogelijk gemaakt bin nen de bestaande landbouwkredietorgani saties, omdat de eigen kredietverleningstaak van de boerenleenbanken onverkort moet worden gehandhaafd. Anderzijds erkent de commissie, dat de risico's verbonden aan de kredietverruiming zo groot zijn, dat deze niet kunnen worden overgelaten aan op zichzelf werkende boerenleenbanken. Het BEDRIJFSRESULTATEN 1960 INTERESSANT RAPPORT 78

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 4