waarbij het ene land bepaalde goederen leverde en/of diensten verleende aan het andere land in ruil voor goederenleveringen en/of dienstenverleningen in omgekeerde richting. Het was daarbij noodzakelijk voor elke individuele transactie bij voorkeur volledig of in ieder geval nagenoeg vol ledig, financieel evenwicht te verkrijgen, teneinde het ontstaan van nieuwe devie- zenvorderingen en -schulden zoveel mo gelijk te voorkomen. Het verkrijgen van dit financiële evenwicht was op zichzelf een hele kunst, mede in verband met het veelal uiteenliggende prijspeil in de betrokken landen. Daarbij onderscheidde zich een reci- prociteitstransactie in zoverre van een com pensatietransactie, dat bij eerstgenoemde de (gelijke eventueel bijna gelijke) waarden van de wederzijdse goederen- en/of diensten transacties werden getransfereerd, terwijl bij de andere uitsluitend, eventueel vrijwel uit sluitend, kon worden afgerekend tussen de betrokken im- en exporteurs in het ene en tussen de betrokken im- en exporteurs in het andere land, derhalve zonder of zoveel mo gelijk zonder transfer. Het is zonder meer duidelijk dat de voorbereiding van dergelijke reciprociteits- en compensatietransacties langdurige onderhandelingen en dus veel tijd vergde, met loven en bieden gepaard ging en ook kostbaar was, met de gerede kans, dat de zaak uiteindelijk toch nog af sprong. Vanzelfsprekend werd de afdeling buiten land ook met dit soort transacties gecon fronteerd en heeft zij zich daarmede, uiter aard met wisselend succes, ten behoeve van cliënten onzer organisatie bezig gehouden. Het gebrek aan deviezen, dat vooral ook de oorzaak was van het toenmalige keurslijf van een streng gereglementeerd bilateraal betalings- en handelsverkeer, was er mede verantwoordelijk voor dat Westeuropa, wat zijn noodzakelijke economische wederop bouw betrof, steeds meer in een vicieuze cirkel terechtkwam, welke niet of vrijwel niet kon worden doorbroken. Op dat moment lanceerden de U.S.A. de nog wel bekende dollarhulp onder het Marshallplan, waar door West-Europa in de gelegenheid werd gesteld op de tot dan toe (ook weer wegens gebrek aan dollars of goud) moeilijk bereik bare Amerikaanse markt van hoogwaardige produkten de zo noodzakelijke aankopen te verrichten, vooral ook van machines, fa- brieksuitrusting, grondstoffen e.d. Ook bij de ten uitvoerlegging van deze Marshallhulp is de afdeling buitenland werkzaam geweest en heeft zij ten behoeve van de cliëntèle van onze organisatie finan- ciëel en documentair voor miljoenen dollars aan Marshalltransacties afgewikkeld, ener zijds met de U.S.A., anderzijds met de Ne- derlandsche Bank. Aan deze hulp verbonden de U.S.A. echter verschillende voorwaarden, waarvan, naast o.a. verplichtingen van intern-monetaire aard die het hulpontvangende land op zich moest nemen, zeker wel de voornaamste was, dat de Westeuropese landen een over koepelend Europees orgaan in het leven moesten roepen ter uitoefening van controle op een geëigende toewijzing en besteding van de ontvangen dollars. Dat was het mo ment van de geboorte van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (de O.E.E.S.), wier doelstellingen echter on middellijk al een veel groter terrein dan voornoemde controle begonnen te bestrijken, nl. economische samenwerking tussen de be trokken Westeuropese landen in de meest uitgebreide zin, zoals o.a. geleidelijke ophef fing van de wederzijdse beperkingen op het gebied van het handels- en betalingsverkeer, en het probleem van het Europese dol lartekort. Uit deze samenwerking ontstond ook de Europese Betalings Unie (E.B.U.), ten doel hebbende tot een centraal geleide intereuropese (multilaterale) verrekening te geraken van de eerder beschreven, tot dan toe veelal onverrekenbaar gebleken (bilate rale) saldi uit het betalingsverkeer tussen 2 landen onderling. Door een en ander werd West-Europa in staat gesteld verder aan zijn economisch herstel te werken, mede gerugge- steund door financiële bijstand van de zijde van organen op wereldniveau, als het Inter nationaal Monetair Fonds (I.M.F.) en de Wereldbank. Wat de verdere ontwikkeling van de interna tionale financiëel-economische situatie betreft, en de invloed die deze ontwikkeling heeft ge had op de werkzaamheden van de afdeling buitenland der Centrale Bank, daarop hopen wij in een vervolgartikel in de eerstkomende Raiffeisen-Bode terug te komen. 103

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 29