SPAREND NEDERLAND
Bedragen x 1 miljoen
KANTTEKENINGEN BIJ DE CIJFERS
De posten Centrale Bank-rekening courant,
debet- en creditsaldi in lopende rekening,
spaarbank alsmede reserve, zijn in de ver-
zamelbalans per 31 december 1960 opge
nomen met inbegrip van de bijgeschreven
rente. Dit betekent dat bij vergelijking van
de beide gepubliceerde verzamelbalansen
alleen de in de maand januari plaats ge
vonden mutaties worden verkregen. Na de
niet onbelangrijke vermindering van de
creditgelden in december 1960 is in januari
een forse stijging opgetreden, die per saldo
veroorzaakt is door de sterke toeneming
van de spaargelden en de voor deze maand
slechts geringe daling van de creditsaldi in
lopende rekening. Als gevolg van seizoens
invloeden nemen deze creditsaldi in de
maand januari af bij de banken in de tuin
bouw- en kleigebieden, doch de verlate
oogstopbrengsten hebben er thans toe geleid
dat bij de banken in de kleigebieden een
stijging voorkomt.
De kredietverlening en beleggingen in
eigen kring, die sedert januari 1960 een
ononderbroken uitbreiding hebben onder
gaan, zijn ook in januari 1961 verder toe
genomen, waartoe vooral de hypothecaire
voorschotverlening heeft bijgedragen.
De besparingen hebben zich in januari,
zowel ten opzichte van de voorafgaande-
als de overeenkomstige maand in 1960 bij
alle spaarinstellingen gunstig ontwikkeld.
Het bij de aangesloten banken in vergelij
king met januari 1960 voorkomende hogere
positieve spaarverschil is nagenoeg geheel
veroorzaakt door de gestegen besparingen
bij de banken in de stedelijke sfeer.
In februari 1961 bedraagt het spaarover
schot bij de bij Utrecht en Eindhoven aan
gesloten banken respectievelijk 24,7 mil
joen en 19,5 miljoen en bij de Rijkspost
spaarbank 32,0 miljoen
Mutaties december
voorgaande jaar
Mutaties januari
Saldo
tegoed
Tegoed in
van het
c
c
totaal
e
fcc
t -
c
Terug-
betalinge
i
5C
Spaar
verscF
50
SS
<3
O. c/
C/3
1/1
31/1
1/1
31/1
1961
Bib. Utrecht
115,2
105,5
9,7
126,7
94,1
32,6
2660,0
2692,6
27,4
27,4
Bib. Eindh.
81,8
65,4
16,4
89,4
62,6
•F 26,8
1550,0
1576,8
16,0
16,0
R.P.S.
81,7
62,4
19,3
87,4
61,1
26,3
2645,8
2672,1
27,3
27,2
Alg. Spaarb.
127,9
122,4
5,5
178,5
134,8
43,7
2842,4
2886,1
29,3
29,4
406,6
355,7
50,9
482,0
352,6
129,4
9698,2
9827,6
100,0
100,0
1960
Bib. Utrecht
110,3
92,7
T 17,6
112,2
83,7
28,5
2372,0
2400,5
27,6
27,6
Bib. Eindh.
71,0
56,2
14,8
77,2
56,2
21,0
1359,4
1380,4
15,8
15,9
R.P.S.
70,1
59,4
10,7
74,5
53,6
-f 20.9
2369,9
2390,8
27,5
27,4
Alg. Spaarb.
108,1
108,2
0,1
143,1
114,4
28,7
2506,3
2535,0
29,1
29,1
359,5
316,5
43,0
407,0
307,9
99,1
8607,6
8706,7
100,0
100,0
99