de terugbetalingen en de intresten
van voorschotten en leningen even
tueel met de gelden van het Fonds
verleend;
de intresten afgeworpen door de gel
den van het Fonds.
V. Wie beheert het Fonds?
Het bedrag en de voorwaarden van tus
senkomst van het L.I.F. worden door de
Minister van Landbouw bepaald.
De functie van beheerder van het Fonds
is opgedragen aan de Minister van Land
bouw. Dit betekent dat, behoudens gevallen
waarin de tussenkomst van de Minister van
Financiën uitdrukkelijk is voorzien, alle be
slissingen op het stuk van het L.I.F. uitslui
tend in de bevoegdheid van de Minister van
Landbouw vallen.
De Minister kan de uitvoering van de ge
troffen maatregelen toevertrouwen aan door
hem aangewezen openbare besturen of in
stellingen. Hij kan aan een door hem aan
gewezen ambtenaar, comité of lichaam,
bevoegdheid verlenen om de voor de toe
passing van de art. 3, 6, 7 en 9 vereiste
beslissingen te nemen. Deze artikelen heb
ben betrekking op waarborgverstrekking, te
verlenen rentesubsidie, erkende kredietin
stellingen.
Elk jaar, vóór 31 maart, brengt de Minis
ter van Landbouw, bij de wetgevende Ka
mers, verslag uit over de werkzaamheden
van het Fonds tijdens het afgelopen jaar.
Het Nationaal Instituut voor Landbouw
krediet houdt de comptabiliteit van het
Fonds, overeenkomstig een door de Minis
ter van Landbouw, met de instemming van
de Minister van Financiën, vastgesteld
reglement.
VI. Welke kredietverstrekkers genieten van
het L.I.F.?
In art. 6 van de wet is voorzien dat de
waarborg van het Fonds kan gehecht worden
aan leningen toegestaan door een te dien
einde erkende openbare of private krediet
instelling. Die erkenning wordt door de Ko
ning verleend, op de gezamenlijke voor
dracht van de Minister van Landbouw en
van de Minister van Financiën.
In art. 9 is bepaald dat de toelagen wor
den verleend aan de erkende kredietinstel
lingen om hen in staat te stellen leningen
tegen verminderde rentevoet toe te staan.
Uit deze bepalingen, alsmede uit de be
sprekingen in de wetgevende Kamers, blijkt
duidelijk dat de Overheid een gezond plu
ralisme heeft erkend. De openbare én de
private kredietinstellingen kunnen door de
Ministers worden erkend. De Centrale Kas
voor Landbouwkrediet van de Belgische
Boerenbond en haar aangesloten Raiffeisen-
kassen kunnen dus bij de werking van het
L.I.F. betrokken worden.
Ten slotte dient opgemerkt dat het L.I.F.
ook rechtstreeks kan optreden, zonder tus
senkomst van een kredietinstelling. In art. 3
is voorzien dat het L.I.F. kan aangewend
worden: „om uitzonderlijke leningen toe te
staan wanneer, wegens de bijzondere aard
van de in het vooruitzicht gestelde verrich
ting, geen van de erkende kredietinstellingen
normaal zulke operatie zou kunnen doen."
VII. Besluit
Het L.I.F. kan de landbouwfinanciering
in België op nieuwe banen leiden. De alge
mene lijnen van het statuut van het Fonds
worden in landbouwkringen in algemene
zin goedgekeurd.
De drie hoofdgedachten van het statuut
zijn:
aanvullende waarborgverstrekking
beperkte rentesubsidie
inschakeling van de private krediet
sector.
Men is in België algemeen akkoord dat het
in werking treden van het I.L.F. op het ge
paste ogenblik komt. Immers, berekeningen
onlangs gemaakt in verband met een pro
grammatic van de Belgische landbouw, heb
ben uitgewezen dat de kredietbehoeften in
de Belgische land- en tuinbouw snel zullen
toenemen. Men voorziet dat de uitstaande
kredietenbij de landbouwkredietinstellingen,
welke in 1958: 8,5 miljard frank bedroegen,
in 1965: 14 miljard frank en in 1970: 17,5
miljard frank kunnen bereiken.
90