KRONIEK VAN LAND- EN TUINBOUW Onze agrarische bedrijfstak draagt een specifiek veredelingskarakter: door de om zetting van grotendeels van buiten geïm porteerde, plantaardige produkten in dier lijke produkten en door een zeer intensief bodemgebruik (glas-tuinbouw) is het moge lijk per oppervlakte-eenheid en ook per ar beidskracht in vergelijking met het buiten land zeer hoge produkties te bereiken. Onze land- en tuinbouw slagen er daardoor niet alleen in het zo dichtbevolkte Nederland dat door de stijgende welvaart steeds hogere eisen stelt aan het voedselpakket van de eerste levensbehoeften te voorzien, doch bovendien de waarde van het export overschot nog weer hoger op te voeren. Dat deze prestatie wordt geleverd met steeds minder arbeidskrachten (in 1947 nog 560.000, thans 425.000, een daling derhalve met 25 °/o) bewijst dat ook de arbeidspro- duktiviteit in de land- en tuinbouw verder toeneemt. De agrarische uitvoer bereikte in 1960 een waarde van 4,8 miljard, dat is 270 miljoen (6 °/o) meer dan in 1959. Voor de afzonderlijke sectoren bedragen deze cij fers: akkerbouw 1.480 miljoen 43 miljoen of 3 °/o), veehouderij 2.365 mil joen 148 miljoen of 6,7 °/o) en tuin bouw 950 miljoen 80 miljoen of 9,1 Het aandeel van de landbouw in de totale Nederlandse uitvoer in 1960 be droeg 31,3 tegen 33 in 1959. Hoewel men met name in Nederland nog wel kritiek heeft op de ontwikkeling van de E.E.G., kan inmiddels toch worden gecon stateerd dat de verdere toename van onze agrarische export mede een gevolg is van de doorwerking van de Euromarkt. Met uitzondering van de zuivelprodukten is nl. onze export van land- en tuinbouwproduk- ten naar de leden-landen van de Euromarkt veel sterker toegenomen dan naar andere landen. Investeringen Het is duidelijk dat voor het leveren van dergelijke prestaties de individuele boeren en tuinders in hun bedrijven hoge kosten moeten maken. Als gevolg van de techni sche vooruitgang en het schaarser en duur der worden van de arbeidskrachten moeten grote bedragen worden gestoken in de tech nische uitrusting. De aanschaf en regelma tige vervanging van trekkers, transport werktuigen en overige hulpmiddelen vergen vele financiële hoofdbrekens. De jaarlijks weerkerende investeringen vertonen een steeds verder gaande stijging. Uitgedrukt in guldens per 100 ha komen we voor 1955 '56 en 1956'57 op rond 7.500,aan investeringsobjecten, terwijl dit in 1958 '59 is opgelopen tot 8.984,per 100 ha. Een stijging van rond 20 °/o, dus zeer aan zienlijk. De intensieve mechanisatie waarvan de 82.000 trekkers getuigen gaat ongetwijfeld nog verder. Het Centraal Planbureau schat voor 1961 dat de lonen nog met 5 °/o zullen stijgen. De Nederlandse boer zal er dan ook ongetwij- verdere stijging agrarische export tot f 4.8 miljard: hogere investeringen in bedrijf suil rusting: problematiek van evenwicht tussen produktie en afzet, prijsgaranties onvoldoende regu lateur; mogelijkheden van suikeroverschot ..vet" te maken en individuele telers te confronteren met wereldmarkt; garantie voor 73 van melkproduktie kost bijna f 300 miljoen; in kader prijsstabilisatiebeleid wordt varkensmarkt afgeremd; - teeltregelingen in de tuinbouw op de helling. 84

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 10