NIEUWJAAR 1961 De overgang van oud naar nieuw is het tijdstip, waarop wij het afgelopen jaar in vogelvlucht nog eens trachten te overzien om dan met deze indrukken in de gedachten een nieuwe periode te beginnen. Wij zijn daarbij geneigd met goede hoop een nieuw jaar aan te vangen, ook al heeft de achter ons liggende tijd teleurstellingen opgeleverd. De mensheid houdt niet op zijn hoop te vestigen op een duurzame vrede in de wereld, op welvaart en vrijheid voor alle mensen. Het jaar 1960 heeft ons op de weg naar de vrede niet veel verder gebracht. Eerder zijn de spanningen in de wereld toegenomen. De welvaart in vele landen blijft stijgen, maar de afstand tussen het levenspeil van ontwikkelde en onderontwikkelde landen wordt eerder groter dan kleiner. Miljoenen mensen hebben gebrek aan het allernodigste. Het is niet overdreven te stellen dat de mensheid grote gevaren bedreigen. Maar tege lijkertijd mogen wij constateren, dat de wil om de gevaren tegemoet te treden met de wape nen, die daartoe ter beschikking staan: overleg, samenwerking, hulpverlening in verschillende vormen, wijd verbreid is. Het is verder zo, dat behalve de goede wil er ook mogelijkheden zijn om daarmede iets tot stand te brengen. Als we b.v. denken aan de anti-hongeractie van de F.A.O., dan zien we dat op een breed terrein de organisatie er is, waarmede praktisch vredeswerk van grote betekenis kan worden verricht. Wij behoeven niet te volstaan met ach en wee te roepen. Er kan wat gedaan worden, er kan tegendruk gegeven worden tegen de gevaarlijke span ningen. Het is goed dat wij op een moment als de jaarwisseling dit tot ons laten door dringen. Dat geeft steun aan onze hoop voor de toekomst. Wat onze eigen beperkte verantwoordelijkheden betreft mag met dankbaarheid ge constateerd worden, dat de boerenleenbanken en de Centrale Bank op passende wijze deel hebben in de ontwikkeling van de Nederlandse welvaart. De spaargelden blijven toevloeien. Er wordt door onze banken voorzien in een omvangrijke vraag naar voorschotten en kre dieten, afkomstig van diverse sectoren van de kringen waarin onze banken werkzaam zijn. Wij mogen de verwachting koesteren, dat ook in het nieuwe jaar de ontwikkeling gunstig zal zijn. Het komt er op aan, dat wij onze gezamenlijke en individuele inspanning niet laten verslappen en dat de eensgezindheid, die ons werk vruchtdragend doet zijn, gehand haafd blijft. Met dit voornemen gaan wij het nieuwe jaar tegemoet. Dat het een goed jaar moge zijn! 1

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 3