treden. De wateroverlast veroorzaakte op deze wijze hoge kosten voor de oogst, waar door 1960 voor menigeen, met name in de akkerbouwsector, een verliesgevend jaar is gaan betekenen. Tuinbouw Ook in de tuinbouw heeft de zware regen val zijn invloed doen gelden. Met name de vollegrondtuinbouw heeft hiervan veel last ondervonden en beleefde een minder gunstig jaar. Daarentegen leverde 1960 voor andere sectoren van de tuinbouw, de glastuinbouw in het bijzonder, zeer bevredigende resul taten. Voor de nog steeds toenemende pro- duktie kon ruimschoots afzet worden ge vonden. De fruitteelt zit evenwel ten gevolge van een overvloedige oogst nog met grote voorraden, waarvoor zich onvoldoende ex portmogelijkheden voordoen omdat ook in het buitenland de fruitoogst uitstekend was. Hoewel de prijzen van het zomerfruit be paald meevielen, zijn de fruitprijzen in de herfst, door onvoldoende export, gaan dalen. De kwaliteit van het fruit is over het alge meen vrij goed, hoewel de houdbaarheid onder de slechte weersomstandigheden heeft geleden. In de bloembollensector kenmerkte het af gelopen seizoen zich door hoge en zelfs te hoge prijzen om de afzet in het buitenland krachtig verder uit te breiden. Toch had over het algemeen de afzet van bloembollen naar hoeveelheid en geldswaarde een bevredigend verloop. Men is evenwel enigszins veront rust door het achterblijven van de export naar Amerika. Men zal in dit verband mid delen moeten beramen om tot verbetering van de verkooptechniek te komen. De bedrijfsresultaten van het gemengde bedrijf, die in belangrijke mate worden be paald door de uitkomsten van de varkens- mesterij en de pluimveehouderij, vertonen geen erg rooskleurig beeld. Toch is de afzet en prijsvorming van de varkens in de tweede helft van het jaar verbeterd. Men spreekt zelfs van een uitverkoop tegen bevredigende prijzen. Pluimveehouderij Ook in de pluimveehouderij is de tweede helft van het jaar redelijk goed. Dit is mede een gevolg van het inkrimpen van de te grote pluimveestapel, nl. van 25 miljoen naar 22 miljoen stuks. Doordat ook het buitenland tot inkrimping is overgegaan, kon het prijs peil van eieren zich herstellen tot een be vredigend niveau. Bij de piepkuikensmesterij zette de stormachtige ontwikkeling zich ook in 1960 voort. De totale produktiewaarde van de Nederlandse pluimveehouderij is ge stegen tot 1 miljard, waarvan voor 600 miljoen wordt geëxporteerd. Met deze exportwaarde is de pluimveehouderij de tuin bouw (groenten en fruit) voorbij gestreefd. Wat de eieren betreft neemt Nederland met 38 van de wereldhandel de eerste plaats in en voor wat vlees betreft, staat ons land met 30 °/o van de wereldhandel, na Amerika, op de tweede plaats. Melkbeleid De moeilijke situatie op het melkfront heeft zich in 1960 nog verder verscherpt. Een be langrijk deel van de steeds wassende melk stroom kan slechts met subsidies of verliezen worden geplaatst op de wereldmarkt. Ener zijds is de agrarische bedrijfstak hiervoor geen verwijt te maken, omdat onze landbouw rationeel en tegen relatief lage kostprijs weet te produceren, terwijl elders een produktie- uitbreiding plaats heeft op een hoger prijs niveau achter invoerbelemmeringen en be schermende maatregelen. Anderzijds moet echter voor de afzet van onze melkplas een steeds groter bedrag aan belastinggeld wor den bijgepast ondanks het feit, dat door een mindere ontvetting van de consumptiemelk de boterproduktie enigszins kon worden beperkt. Het belangrijke debat in de Tweede Kamer bracht uiteindelijk een lagere prijs voor een kleiner kwantum gegarandeerde melk dan door het Landbouwschap op basis van scherp gecalculeerde berekeningen was voorgesteld. Onbehagen Met een gevoel van onbehagen over de garantieprijzen waarbij de landbouw zich voelt tekort gedaan is ook voor de agra rische sector een nieuw jaar ingetreden. Men vraagt zich af op welke wijze een uitweg kan worden gevonden naar een meer bevredigend prijsbeleid. Men zal er daarbij uitdrukkelijk aan moeten vasthouden, dat de landbouw 9

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 11