krachten voltrekt zich echter in nog sneller tempo, hetgeen dus wil zeggen dat de arbeidsproduktiviteit in de land- en tuin bouw nog sterker is toegenomen dan de nationale produktiviteitsstijging. Hoewel het aantal vertrekkenden uit de landbouw vooral na de tweede wereldoorlog sterk is toegenomen, is deze ontwikkeling toch reeds lang gaande. Dit blijkt duidelijk wan neer men beseft, dat ongeveer een eeuw ge leden nog 40 van de mannelijke beroeps bevolking in de landbouw werkzaam was. Omstreeks de eeuwwisseling bedroeg dit per centage nog 33, in 1930 22, doch dit was in 1956 reeds gedaald tot 14 en is thans niet hoger dan 10 a 11 In de periode 1947 tot 1959 hebben in ons land 134.000 personen de land- en tuinbouw verlaten, terwijl voor het tijdvak 1957 tot 1972 nog een aantal vertrekkenden wordt geraamd van 87.000, nl. 62.000 bedrijfshoofden en de zoons van25.000 landarbeiders. In een periode van 25 jaar zullen dus rond 200.000 personen de land bouw vaarwel zeggen. Mechanisatie De groeiende industriële ontwikkeling oefent niet alleen een zuigkracht uit op de in de landbouw werkzame arbeidskrachten, doch vormt ook voor de landbouw een sterke impuls tot verhoging van lonen en verbete ring van sociale voorwaarden, ook van een verkorting van arbeidstijd. De landbouw kan hier eenvoudig niet aan ontkomen. Doordat de agrarische bedrijfstak zich weet aan te passen door mechanisatie en rationalisatie kunnen deze sociale verbeteringen worden betaald uit de stijging van de arbeids produktiviteit. De agrarische bedrijfstak tracht zich bij de stormachtige ontwikkeling op het arbeids front aan te passen door een snel voort schrijdende mechanisatie. De landbouw is bezig zich om te schakelen van een arbeids intensief naar een kapitaalintensief bedrijf. Dit plaatst de ondernemers voor enorme financiële problemen. Men heeft berekend, dat in verband met de noodzaak tot opvoe ring van de arbeidsproduktiviteit momenteel in de landbouw kapitalen moeten worden ingevesteerd tot 50.000,per man, in de tuinbouw zelfs tot 100.000,waardoor men de zwaardere industrie benadert. Het is duidelijk dat dergelijke investeringen slechts verantwoord zijn voor zover men vertrouwen kan hebben in de toekomstige positie van de land- en tuinbouw. Daartoe is een stabiele landbouwpolitiek een vereiste. Bovendien kan ook de fiscale druk op de zelfstandige ondernemer maar al te vaak de mogelijkheid tot verantwoorde investeringen beperken. Waar steeds meer machines moeten worden ingezet om handenarbeid te vervangen, kan ook gezamenlijke exploitatie uitkomst bren gen: hetzij in coöperatief verband, hetzij door inschakeling van het loonbedrijf, dat reeds een belangrijke taak in de bedrijfsvoering van vele landbouwbedrijven vervult. Inmiddels heeft het jaar 1960 wel aange toond, dat de landbouw door vervanging van arbeidskrachten door machines er een nieuw bedrijfsrisico bij heeft gekregen, het risico nl. onder alle omstandigheden te moeten werken met machines, ook als het nat is, omdat het gebrek aan arbeidskrachten geen andere keuze openlaat. In letterlijke zin geraakte de zwaar gemechaniseerde akkerbouw daardoor in de uiterst natte herfst volkomen in de modder. Akkerbouw in de modder Pluvius heeft ons land in 1960 goed be dacht. Gemiddeld wist hij 912 mm neerslag over de Nederlandse land- en tuinbouw uit te storten, een plas groter dan ooit sinds het be ging van de regelmatigewaarnemingen(1848) werd opgevangen. Hiervan leverde de herfst het leeuweaandeel. De graanoogst verregen de, er ging veel verloren en de kwaliteit had ernstig van het vele vocht te lijden. In ver schillende gebieden was het welhaast on mogelijk de aardappelen te rooien, ondanks het feit dat militairen te hulp werden ge roepen. Grote hoeveelheden zijn verrot of konden niet meer worden geborgen. De suikerbietenoogst ten slotte baarde de grootste moeilijkheden; in vele gevallen moesten de bieten uit het land worden gedragen omdat de werktuigen in de modder wegzakten. Daarbij is de structuur van de grond veelal bedorven. De inzaai van wintergraan kon in vele gevallen niet plaats vinden. Voor zover de trekkers en machines wèl konden worden ingezet op het modderfront, hebben deze schrikbarend geleden en is er voor miljoenen aan slijtage en breuk opge- 8

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1961 | | pagina 10