principieel verschillen van die, welke voor andersoortige bedrijven gelden. Eén daarvan is de bepaling van het weerstandsvermogen. De ledenaansprakelijkheid is bij de coöpera ties een gegeven met een belangrijke bedrijfs economische betekenis. Zij kan in principe het eigen vermogen vervangen ten aanzien van de soliditeitsfunctie. Het komt ons voor, dat in het preadvies bij de behandeling van de financieringsnormen de betekenis hiervan onvoldoende is beschreven, zodat ten onrechte de gedachte wordt gewekt, dat de finan ciering van landbouwcoöperaties gezien de financieringsstructuur van deze huishoudin gen een maar al te dikwijls bedenkelijke zaak is. Zoals gezegd achten wij de marktpositie en het weerstandsvermogen van essentiële be tekenis voor de beoordeling van de krediet waardigheid van de bedrijfshuishoudingen. Een versterking van deze twee niet onafhan kelijke factoren vergemakkelijkt de oplossing van het financieringsprobleem van het be drijf. Het is daarom mogelijk, dat er tussen concentratie en kredietwaardigheid een rechtstreeks positief verband bestaat, vooral dan wanneer de concentratie tot gevolg heeft, dat de bestaande bedrijven met een zwakke marktpositie door bundeling van krachten een gunstig economisch perspectief ver krijgen. In het preadvies wordt in de beschouwing over de consequenties van concentratie voor de financiering de nadruk gelegd op een naar verhouding verminderd weerstandsvermogen na concentratie, enerzijds door een toe nemend bedrijfsrisico, anderzijds door ver minderde betekenis van de ledenaansprake lijkheid. Tegelijkertijd zal volgens de schrijvers de behoefte aan lang vermogen toenemen, terwijl de mogelijkheid om daarin door middel van het systeem van een leden schuldrekening te voorzien, waarschijnlijk zal verminderen. Er wordt dan ook een krachtig pleidooi gevoerd voor de vorming van eigen vermogen. Wij onderschrijven de wenselijk heid daarvan ten volle omdat, naarmate het eigen vermogen toeneemt, de kans, dat een beroep op de ledenaansprakelijkheid moet worden gedaan, wordt verkleind. Dit neemt echter niet weg, dat tevens rekening gehou den mag worden met de positieve factor, gelegen in de bredere economische basis, waarop het gefusioneerde bedrijf komt te steunen, welke basis uiteindelijk van be slissende betekenis is voor handhaving van de continuïteit van het bedrijf. Deze factor wordt in het preadvies weliswaar aangestipt, doch verkrijgt onvoldoende accent. Zeer nadrukkelijk worden in het preadvies de voorwaarden genoemd, waaronder het landbouwkredietwezen bereid zal zijn een bijdrage in de financiering van gefusioneerde coöperaties te leveren. De generalisatie, die hierboven ook reeds ter sprake kwam, wordt hierbij opnieuw toegepast en wel naar twee zijden: enerzijds met betrekking tot de finan- cieringseisen en anderzijds met betrekking tot de kredietverschaffers, in casu de landbouw kredietinstellingen. Het komt ons voor, dat een iets meer genuanceerde behandeling van het aan de orde zijnde onderwerp niet alleen een meer reële benadering van de finan- cieringsproblematiek zou hebben betekend, doch ook tegemoet gekomen zou zijn aan de verscheidenheid, die er op het terrein van de landbouwcoöperaties bestaat. Aan het slot van het vierde preadvies wordt een instructieve oriëntatie gegeven ten aanzien van de fiscale consequenties, welke verbonden zijn aan de diverse vormen van concentratie of samenwerking van coöpera ties. Onder meer wordt gewezen op de ministeriële missive van 1949, waarbij, zon der dat de fiscus claims prijs geeft op be staande reserves, concentratie in de zuivel industrie wordt bevorderd, doordat de fiscale afrekening naar de toekomst wordt ver schoven. Van Babberich kwam onderstaande foto binnen met het volgende commentaar: In Babberich heeft de bank schijnbaar een goede klank; daar oud en jong 't hem doen passeerde zij de twee miljoen. Het was de kleindochter van de vroegere voorzitter, de heer G. Gademan, die de 2 mil joen aan spaargelden volmaakte. Voorzitter B. H. M. Schennink verraste de spaarster met het bekende couvert. 470 BABBERICH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 34