cieringsproblemen en belastingvraagstukken
bij concentratie van coöperaties. Het is
samengesteld door mr. Ph. C. M. v. Campen,
algemeen directeur van de Coöp. Centrale
Boerenleenbank te Eindhoven, in samenwer
king met de heer Sonnenschein, intern ac
countant bij die Centrale Bank.
Ten aanzien van de financieringsproble
men wordt een tweetal vragen gesteld en
beantwoord:
a. kunnen de eisen inzake een gezonde be-
drijfsfinanciering aanleiding geven tot
een concentratie;
b. welke consequenties heeft concentratie
Het antwoord op de eerste vraag luidt
ontkennend. Met behulp van een uiteenzet
ting over de normen van bedrijfsfinanciering
wordt aangetoond, dat een gezonde finan
ciering niet afhankelijk is van de grootte
van het bedrijf. Op elk niveau van bedrijfs-
grootte is het gewenst zorg te dragen voor
een juiste afstemming tussen de looptijd van
de ter beschikking staande financieringsmid
delen en de levensduur der activa, alsmede
voor voldoende eigen vermogen, aldus het
preadvies.
De schrijvers geven een benadering van
het financieringsprobleem in algemene zin.
Zij baseren zich daarbij op de traditionele
statische financieringstheorie. Wij hebben
ons afgevraagd of het niet juister zou zijn een
andere benaderingswijze te volgen, die meer
is gericht op het eigensoortige karakter van
landbouwcoöperaties. Landbouwcoöperaties
hebben met elk ander bedrijf gemeen, dat zij
bedrijfshuishoudingen zijn en als zodanig zijn
zij uiteraard onderworpen aan de regels van
doelmatigheid, met het ontwerpen waarvan
de bedrijfseconomische wetenschap zich be
zighoudt. Landbouwcoöperaties zijn echter
ook bedrijfshuishoudingen van een bepaald
soort. Het zou te ver voeren thans in den
brede in te gaan op de marktpositie van de
coöperaties of groepen van coöperaties, op
het ondernemersrisico van deze huishoudin
gen en op de bedrijfseconomische betekenis
van de aansprakelijkheid van de leden. Er
zijn echter in dit opzicht duidelijke verschillen
met andersoortige bedrijfshuishoudingen aan
te wijzen. En dient bij een behandeling van
de financieringsproblemen van landbouw
coöperaties ook geen rekening te worden ge
houden met het feit, dat zich mede ten
behoeve van de financiering van deze be
drijfshuishoudingen een kredietapparaat in
ons land heeft ontwikkeld, dat bekendheid
geniet wegens de stabiliteit van haar krediet
verlening en dat voortdurend waakzaam is
ten aanzien van de belangen van de boeren
en tuinders? Deze omstandigheden moeten
worden verdisconteerd in een realistische be
nadering van de financieringsproblemen van
de landbouwcoöperaties. Het feitelijke finan
cieringsvraagstuk voor iedere huishouding is
een vraagstuk van evenwicht tussen beschik
bare en benodigde middelen op ieder moment
Onzekerheidsfactoren bestaan er in dit op
zicht voor ieder bedrijf en in een volkshuis
houding met een goed ontwikkelde kapitaal-
en kredietmarkt is het normaal, dat deze
factoren voor een deel worden afgewenteld
op de kapitaal- en kredietverstrekkers. Voor
deze afwenteling is het van het grootste be
lang, dat het bedrijf een sterke positie in
neemt, daar de kredietwaardigheid daar in
belangrijke mate van afhangt. Primair zal
het dan moeten zorgen voor een goede markt
positie, terwijl daarnaast een krachtig weer
standsvermogen van grote betekenis is.
In het preadvies wordt terecht gewezen
op de belangrijke betekenis van eigen ver
mogen voor de financiering van coöperaties.
Het gaat ons echter te ver te stellen, dat de
grens van kredietwaardigheid ook bij de
landbouwcoöperaties geacht moet worden te
liggen bij het punt waar in de totale finan
ciering het vreemd vermogen het eigen ver
mogen gaat overtreffen. De hantering van
deze regel voor landbouwcoöperaties is een
generalisering, die ons onjuist voorkomt.
Wij hebben reeds hierboven gezegd, dat er
redenen zijn aan te wijzen om bij de behan
deling van de financieringsproblemen van
landbouwcoöperaties op deze eigengeaarde
bedrijfshuishoudingen afgestemde benade
ringswijze te volgen. De eigengeaardheid
vloeit voort uit het feit, dat de landbouw
coöperaties gegevens kunnen hanteren, die
voor de financiering.
van de bestaansduur van de huishouding. In
een dynamische volkshuishouding is dit even
wicht nooit ver van tevoren te bepalen. Steeds
zal men door middel van begrotingen tijdig
tot het inzicht in de liquiditeitsontwikkeling
moeten komen en voor de nodige aanpassin
gen moeten zorgen.
469