Ruime armslag De Staat en de Bank voor Nederlandsche Gemeenten hebben echter thans generlei aanleiding zich zorgen over de jongste ont wikkeling te maken. Men weet dat het Rijk alleen tot de uitgifte van een nieuwe staats lening is overgegaan op grond van conjunc- tuurpolitieke overwegingen en dat in het lopende jaar reeds 550 miljoen nominaal meer aan langlopende middelen door het Rijk is aangetrokken, dan waarvoor op grond van de budgettaire uitgaven werkelijk behoefte bestaat. Ook de Bank voor Nederlandsche Gemeen ten zit niet meer om geld te springen. De consolidatie van de vlottende schuld der lagere overheid is reeds een heel eind ge vorderd en de Bank voor Nederlandsche Ge meenten zit thans ongetwijfeld zeer ruim in de middelen. Wat dus wil zeggen dat ook de gemeenten, dank zij het feit dat consolidatie van de gemeenteschuld welhaast als voltooid kan worden beschouwd, evenzeer over een behoorlijke speelruimte beschikken. Er is dus volop gelegenheid tot herstel van het ver broken evenwicht. Geslaagde consolidatie De storting op de nieuwe staatslening heeft intussen op 1 december plaats gehad. Aange nomen werd, dat deze storting ten hoogste voor een bedrag van 100 miljoen met kort lopend schatkistpapier zou geschieden. De banken hebben namelijk alle gelegenheid ge had hun kaspositie tevoren te versterken dank zij de aanzienlijke bedragen, die in november uit aflopend schatkistpapier zijn vrijgekomen. Onverschillig het bedrag dat thans in contanten is gestort kan worden aan genomen, dat consolidatie van vlottende schuld tot het volle bedrag van de lening heeft plaats gehad, omdat immers tegenover het leningbedrag ten minste een even groot bedrag aan afgelost en ingeleverd schatkist papier staat. Volgens de laatste weekstaat van de maand hadden de banken tezamen bij de Neder landsche Bank een tegoed van een kleine 850 miljoen, terwijl zij gemiddeld circa 540 miljoen als renteloze dekking bij de circulatiebank moeten aanhouden. Ook hieruit blijkt dus duidelijk, dat de storting op de lening geen bijzondere problemen voor het bankwezen met zich heeft kunnen brengen. Geringe 'leviezenaanwas In tegenstelling tot de gang van zaken in de beide voorafgaande maanden is de deviezenaanwas bij de Nederlandsche Bank in november gering geweest. Het netto saldo daarvan bedroeg in de vier weken lopende tot en met 28 november slechts ruim een mil joen gulden en kan derhalve met betrekking tot de betekenis daarvan voor de binnen landse liquiditeiten worden verwaarloosd. Een en ander wijst er op, dat de handelsban ken geen verdere saldi uit het buitenland hebben opgevraagd. Mochten echter hun be hoeften weer toenemen, dan beschikken zij in het buitenland nog altijd over een deviezen- tegoed van ongeveer een miljard gulden. Groot overschot op betalingsbalans Uit de inmiddels over het derde kwartaal en de eerste negen maanden van 1960 ge publiceerde gegevens ter zake van de be talingsbalans is gebleken, dat de lopende rekening van het buitenlandse betalingsver keer voor de eerste negen maanden van 1960 nog een overschot heeft opgeleverd van ƒ858 miljoen tegen ƒ1060 miljoen in de over eenkomstige periode van het vorige jaar. Wat het particuliere kapitaalverkeer in genoemde periode aangaat, was er een voordelig saldo van 75 miljoen tegen een nadelig saldo van 157 miljoen in de eerste 9 maanden van 1959. Anderzijds liet het kapitaalverkeer in de overheidssector een tekort van 175 mil joen tegen een tekort van 364 miljoen vorig jaar. Voor het lopende en kapitaalverkeer tezamen resulteerde uit een en ander een be talingsoverschot van 758 miljoen tegen 539 miljoen voor de eerste negen maanden van 1959. Met betrekking tot het particuliere kapi taalverkeer is reeds herhaaldelijk de aan dacht gevestigd op de belangrijke rol, die de effectenverkopen naar het buitenland spelen. Het blijkt thans dat in het derde kwartaal voor 299 miljoen aan Nederlandse effecten werd uitgevoerd en dat het totaal van deze uitvoer in de eerste negen maanden 894 miljoen uitmaakte. Voor de overeenkomstige perioden van het vorige jaar waren die be dragen resp. 813 miljoen en 1152 miljoen. Anderzijds werd in het derde kwartaal van 456

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 20