onderworpen. Gegeven deze fiscale gelijkheid
van concurrentievoorwaarden, is er voor de
wetgever geen aanleiding zich op te werpen
als begunstiger van de algemene banken door
de kredietcoöperaties in hun activiteit te
beknotten.
Het toeroepen van een halt aan de activi
teiten der kredietcoöperaties betekent voor
deze een even grote discriminatie als dit voor
de handelsbanken zou betekenen, indien de
wetgever deze zou verplichten zich niet te be
geven op het terrein, waarop de krediet
coöperaties zich bewegen.
Daarbij moge worden bedacht, dat de opzet
van de kredietcoöperaties geenszins een zo
uitsluitend agrarische is geweest en dit in
principe ook niet behoeft te zijn als de
memorie van toelichting wil doen geloven.
Kredietcoöperaties niet uitsluitend agrarisch
Er moge op gewezen worden, dat de werk
wijze van de kredietcoöperatie primair is en
dat het voor de fiscale behandeling van een
kredietcoöperatie irrelevant is, welke per
sonen in zon coöperatieve vereniging samen
werken. Met name doet het in dit verband
niet ter zake dat het de agrarische bedrijfsge-
noten (die dikwijls voor een deel tot een
zelfde plaatselijke gemeenschap behoren) zijn
geweest, die deze vorm van kredietvoor
ziening het eerst (en met zoveel succes)
hebben toegepast. De ledenkring van een
kredietcoöperatie ook van een landbouw
kredietcoöperatie behoeft geenszins per
definitie samen te vallen met de plaatselijke
gemeenschap. Indien b.v. een over het gehele
land verspreide groep personen, hetzij agra
risch, hetzij niet-agrarisch, hetzij van ge
mengde samenstelling, een kredietcoöperatie
zou willen oprichten, doet het vreemd aan,
als zij daarbij in haar activiteit zou worden
geremd door de beperking, dat slechts krediet
mag worden verleend aan leden, die tot de
(immers welke?) plaatselijke gemeenschap
behoren. In feite is deze beperking blijkens
de toelichting dan ook alleen maar in het
ontwerp opgenomen ter bescherming van de
belangen van de algemene banken, welke zich
door de activiteiten van de boerenleenbanken
bedreigd (zouden kunnen) zien, hetgeen even
wel een discriminatie betekent, welke, zeker
op het stuk der belastingen, ontoelaatbaar
moet worden geacht.
Onaanvaardbare gevolgen
Handhaving van de beperking, dat slechts
krediet mag worden verleend aan leden, die
tot de plaatselijke gemeenschap behoren,
leidt, gezien de bestaande praktijk, bovendien
tot onaanvaardbare gevolgen. Dit moge met
een voorbeeld verduidelijkt worden. Het komt
veelvuldig voor, dat een coöperatieve zuivel
fabriek, evenals andere landbouwcoöperaties,
wordt gefinancierd door meerdere landbouw-
kredietbanken. Veelal zijn dit banken, die
leden-melkleveranciers dier fabriek onder
hun leden tellen, doch dit verband bestaat
niet steeds. Zou de voorgestelde beperking
gehandhaafd worden, dan zou zulks be
tekenen, dat de fabriek de kredietrelatie met
diverse boerenleenbanken moet verbreken,
omdat zij niet behoort tot dezelfde plaatse
lijke gemeenschap als waartoe die banken be
horen. Is er, zoals hierboven reeds betoogd,
geen enkele motivering voor aan te voeren
het terrein der kredietcoöperaties nader af te
bakenen, a fortiori moet het onaanvaardbaar
worden geacht, dat de wetgever een bank
dwingt bestaande relaties te verbreken en
bestaande activiteiten in te kr mpen.
Daar de kredietcoöperatie, op welke de
fabriek ingevolge de onderhavige beperking
voor haar financiering dan zou zijn aange
wezen, in vele gevallen onvoldoende mid
delen daarvoor zal hebben, ral het gevolg
daarvan kunnen zijn, dat deze fabriek tegen
haar wil ten gevolge van de wettekst ge
dwongen is om te zien naar een andere
kredietgever. De beperking, dat de krediet
coöperaties slechts kredieten mogen verlenen
aan leden, die tot de plaatselijke gemeen
schap behoren, zou dus bovendien een on
geoorloofde belemmering betekenen in de
vrijheid van een ieder zich krediet te ver
schaffen waar hij zulks wenst. Ook daarom
behoort die beperking te vervallen.
Het is te hopen, dat bij de vaststelling van
de definitieve tekst van het ontwerp met het
karakter en de werkwijze van de boerenleen-
banken/raiffeisenbanken terdege rekening
wordt gehouden.
De mens is de smid van z'n eigen geluk
Het aambeeld is de spaarzaamheid.
408