zou worden gelezen: „welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend kredieten verlenen aan leden". Hiermede zou tevens aansluiting worden gevonden bij de tekst van diverse andere be palingen van het wetsontwerp, welke door een soepele redactie een praktische toepas sing van een gestelde voorwaarde, zowel voor de belastingdienst als voor de belasting plichtige, mogelijk maken. Zo is b.v. in de bestaande wetgeving en in het ontwerp ten aanzien van de spaarbanken bepaald, dat de winst, behaald met het beheren van toever trouwde spaargelden, onbelast blijft, indien de spaarbank zich volgens doel en feitelijke werkzaamheid uitsluitend of in belangrijke mate wijdt aan het bevorderen van het sparen, terwijl de vrijstelling eerst vervalt, als het beleggen van spaargelden regelmatig mede de vorm aanneemt van kredietverlening voor bedrijfsdoeleinden. Bij de spaarbanken wordt dus op twee manieren door een soepele redactie een praktische toepassing van de vrijstelling bevorderd. Dat moet voor de kredietcoöperaties ook mogelijk zijn ten aan zien van de toepassing van het voor hen geldende bijzondere tarief. Er zijn trouwens nog verschillende andere bepalingen in het ontwerp, waarbij een voorwaarde niet zo ,,zwart-wit" is gesteld, als dit ten aanzien van de kredietcoöperaties het geval is, maar waar steeds sprake is van „uitsluitend of nagenoeg uitsluitend" Een andere voorwaarde, waaraan de kre dietcoöperaties, zowel volgens de bestaande wetgeving, als ingevolge het ontwerp moeten voldoen, wil het bijzonder tarief van toe passing zijn, is deze, dat zij over de eigen middelen geen uitdelingen mogen doen. Deze voorwaarde vloeit voort uit de afwezigheid van winstoogmerk bij de kredietcoöperaties. Het ontwerp heeft echter aan de twee bestaande voorwaarden (kredietverlening slechts aan leden en geen uitdeling over de eigen middelen) een derde bepaling toege voegd en wel, dat de leden, aan welke krediet wordt verleend, moeten behoren tot de plaat selijke gemeenschap. Tegen deze beperking hebben wij ernstig bezwaar. Zoals wij hierboven reeds vermeldden, is volgens de memorie van toelichting op het ontwerp de rechtsgrond voor de tariefreductie gelegen in het tweeledig karakter van de kredietcoöperaties: zij oefenen het spaarbank- bedrijf uit de daaruit gemaakte winst is bij de spaarbanken vrijgesteld doch tevens oefenen zij het kredietbedrijf uit; de winst uit het kredietbedrijf is bij de kredietcoöperaties, evenals bij de commerciële banken, naar het volle tarief belast. Discriminatie Vastgesteld moet derhalve worden, dat de kredietcoöperaties de reductie krijgen niet omdat zij coöperaties zijn, maar omdat zij recht hebben op volledige vrijstelling van hun spaarbankbedrijf; tevens, dat zij voor het kredietbedrijf het volle tarief betalen. Dit zo zijnde, kan er geen enkel motief aan het lager tarief meer worden ontleend om beperkende voorwaarden te stellen aan het kredietbedrijf van kredietcoöperaties. Elke beperking, die niet is ontleend aan de bovenvermelde rechts grond der reductie moet dan ook als een niet te motiveren discriminatie ten nadele van de kredietcoöperaties worden beschouwd. Ook door de motivering, welke de memorie van toelichting geeft voor het opnemen van de voorwaarde, dat de kredietverlening moet worden beperkt tot de plaatselijke ge meenschap, kan deze beperking niet worden gedragen. Deze motivering luidt: „Aanlei ding tot deze beperking is gevonden in de wens, aansluiting te zoeken bij de huidige praktijk, in welke nagenoeg niet in concur rentie getreden wordt met de algemene banken, en toch rekening te houden met de mogelijkheid, dat in die praktijk te eniger tijd verandering mocht komen, in die zin, dat meer dan incidenteel in concurrentie wordt getreden". De juistheid van de in de toelichting ge poneerde stelling omtrent de mate van con currentie tussen kredietcoöperaties en alge mene banken in het midden latende, moge worden opgemerkt, dat ook indien de krediet coöperaties met hun kredietverlening een terrein bestrijken, hetwelk tevens door de algemene banken wordt betreden, er geen enkele reden is om het terrein van de krediet coöperaties nader af te bakenen. De gelijk heid van concurrentievoorwaarden met de handelsbanken is immers reeds verdiscon teerd in het tarief, doordat de kredietcoöpe raties, wat hun kredietbedrijf betreft, evenals de handelsbanken, aan het volle tarief zijn 407

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 7